Proza

21-06-2013 14:00

“Hallo. Kunt u mij horen?”
Hij probeerde zijn ogen te openen. Een monotone – bijna strenge – vrouwenstem vroeg iets. De stem leek ergens uit de ruimte te komen.
“Ja. Ik kan u horen,” antwoordde hij.
“Vindt u het een probleem om hier even te blijven wachten?”

Hij keek om zich heen. Alles was zwart. Er was niets te zien. Hij voelde niets meer. Zijn blik ging omlaag. Hij had geen armen meer, geen benen. Zijn hele lichaam was verdwenen. Het laatste dat hij zich herinnerde was dat hij in de teleporteermachine was gestapt om overgeplaatst te worden van zijn werk naar huis.

“Kunt u mij vertellen waar ik ben,” vroeg hij.
“Er is een imperfectie opgetreden bij uw verplaatsing naar locatie 135G. Uw geest is er reeds, maar uw lichaam is tijdelijk misplaatst. Maakt u zich geen zorgen. Wij zijn op dit moment op zoek naar de rest van u.”
Het gebeurde de laatste tijd vaker, maar zelf had hij het nog nooit meegemaakt. Teleportatie had veel kansen geboden. Afstanden waren verkleind, in feite bestonden ze niet meer. Tegelijkertijd werden mensen ook voor nieuwe problemen gesteld. Het was niet voor iedereen gemakkelijk om met de nieuwe situatie om te gaan.

Hij zag nog steeds niets om zich heen, behalve het eindeloze zwart.
“Hoe gaat dit verder,” vroeg hij.
De stem uit het niets antwoordde: “Het zal niet lang meer duren. De wereld om u heen is er nog steeds, alleen kunt u hem even niet zien. Uw ogen zijn nog niet terecht. U bent alleen met uw gedachten. Denkt u maar terug aan een plek uit het verleden. Uw herinneringen zullen u daarheen brengen. Dat doodt de tijd.”

Hij zocht naar een fijne herinnering. Ineens verdween het zwart dat voor hem lag en werd het vervangen door een groene weide. Hij zag zijn ouders zitten in het gras. Zijn zusjes speelden met een bal. Het was een beeld van vroeger. Zijn kindertijd kwam voorbij. Het was lang geleden dat hij een weide had gezien. Zijn herinnering was echter scherp. Hij kon het gras en de eenzame bomen aan de zijkant bijna voelen, hij kon ze ruiken. Zijn zusje gooide een bal in zijn richting. In zijn herinnering stapte hij naar voren en zag hij zichzelf de bal vastpakken. De zon scheen scherp en legde een okergele filter over het landschap. Zijn jonge ik rende voor hem uit, met een bal aan de voet. Steeds verder weg, richting een heuvel waar niemand was. Achter zich hoorde hij zijn zusjes lachen en zijn ouders roepen. “Niet te ver. We gaan zo eten.”

Hij dacht niet langer aan zijn lichaam – dat misplaatst van hem was weggenomen – en spoelde zijn herinnering door naar een andere plek. Hij was nog steeds jong, maar niet meer bij zijn ouders. Een mooie vrouw was erbij. Ze raakte hem aan, ze zei iets. Hij streelde haar arm. Hij was al jaren niet meer zo dicht bij haar geweest. Door het besef van een teruggevonden gemis voelde hij een schok van opwinding door zijn gedachten gaan.

Plots werd zijn herinnering verstoord. Uit de verte klonk de vrouwenstem. “Bent u er nog, meneer?”
“Ja. Ik ben er nog,” antwoordde hij.
“Wij hebben uw lichaam gevonden. Op het moment van de verplaatsing hadden wij last van een technische fout, waardoor uw materie en antimaterie werden gescheiden. Wij zullen nu gaan beginnen met het koppelen van lichaam en geest. Excuses voor het ongemak.”

De vrouwenstem sprak nog steeds met dezelfde gevoelloze monotone klanken. Langzaam begonnen de beelden uit zijn herinnering te vervagen. Hij was weer in het duister. Beetje bij beetje kwam zijn gevoel terug. Hij deed met enige moeite zijn ogen open en zag om zich heen zijn lichaam weer verschijnen. Hij werd voor een kort moment verblind door een fel licht. Toen zag hij dat hij was aangekomen in de kamer op locatie 135G, in de doorzichtige koker van de teleporteermachine. Er was niemand die hem verwelkomde. Hij liep de koker uit en ging op weg naar huis.

Terwijl hij liep probeerde hij zijn herinnering weer voor de geest te halen, maar het lukte niet meer. Het beeld was niet langer scherp, maar vervlogen. Hij herkende geen geuren meer. Hij werd afgeleid door de mensen om hem heen. De omgeving waarvan hij zich opnieuw bewust was gaf prikkels af die zijn gedachten beïnvloeden. Zijn lichaam zat hem duidelijk in de weg. Hij merkte dat hij zich verheugde op zijn volgende teleportatie en hij hoopte dat het weer mis zou gaan. Zodat zijn geest voor even niet door zijn materie zou worden gehinderd.

Mark Thiessen ziet soms dingen en schrijft daar proza over.