Aan universiteiten veel debat, maar gevoelige onderwerpen worden gemeden

23-06-2013 15:24

Nog niet eens zo lang geleden waren universiteiten vrijplaatsen voor publieke debatten waarin de gevestigde orde op de korrel genomen kon worden. Geen mening zo bizar of op de universiteit was er wel een zaaltje waar zij publiekelijk uitgevent kon worden. Anarchisten, maoïsten, radencommunisten, zij mochten hun stem verheffen in de aula’s van de universiteiten en grote college- zalen.

Professor Wertheim verdedigde de Culturele Revolutie in China en aan de VU werd de Apartheid in Zuid-Afrika verdedigd. Het ging er soms zeer heftig aan toe en veel discussianten beriepen zich graag op de vrijheid van meningsuiting die ze een ander niet gunden. In de praktijk echter voerde de opvatting dat het geen goed idee is om een mening te bestrijden door haar te verbieden (Karel van het Reve) de boventoon.

Gematigd

Dat is nu niet altijd meer het geval. De belangrijkste oorzaak daarvan is dat studenten en docenten veel gematigder zijn geworden. Het is nu nauwelijks meer voorstelbaar dat een hoogleraar in het openbaar over een collega schrijft: ‘Als je bij Marten Brouwer 150 getypte velletjes inlevert, kun je promoveren’ (Abram de Swaan in 1977 over het proefschrift van Joost Smiers, Cultuur in Nederland 1945-1955).

Nog minder voorstelbaar is het dat er naar aanleiding van die uitlatingen van De Swaan een vergadering in de Oudemanhuispoort plaatsvond waar meer dan vijfhonderd studenten en docenten aanwezig waren om te debatteren over de kwaliteit van het proefschrift van Smiers.

De politieke tegenstellingen binnen de universiteit zijn kleiner geworden. Er is bovendien meer overeenstemming over de maatstaven waaraan een academisch proefschrift moet voldoen, ook al blijven er grote verschillen van mening.

Extreme meningen

De grotere gematigdheid aan de universiteit heeft ook een keerzijde. Extreme meningen worden niet meer beschermd. In 2011 werd een bijeenkomst waar de Partij van de Liefde (in de wandelgangen de ‘pedofielenpartij’) zou optreden door het college van bestuur van de Universiteit van Amsterdam verboden. Op 16 juni 2006 zou prof. Pieter van der Horst zijn afscheidsrede aan de Universiteit van Utrecht wijden aan De mythe van het Joodse kannibalisme.

De rede ging over vermeend Joods kannibalisme, een oude antisemitische mythe die thans in de islamitische wereld weer opgang maakt. De bestuurders van de Universiteit van Utrecht hadden bezwaar tegen sommige passages die volgens hen het karakter van een politiek pamflet hadden en waarbij mogelijk van smaad sprake was. Zij vroegen die passages weg te laten.

Hirsi Ali

Omgekeerd was het college van bestuur van de UvA wel zo vrijheidslievend om in 2005 Ayaan Hirsi Ali uit te nodigen om het academisch jaar te openen. Maar daar moest een groot deel van de cultureel antropologen weer niets van hebben. Zij tekenden een petitie waarin geprotesteerd werd tegen de uitnodiging.

De initiatiefneemster: ‘Ik moet steeds opnieuw uitleggen dat we niet tegen een uitnodiging van Hirsi Ali waren, maar tegen de manier waarop dat is gebeurd. Een debat hadden we erg toegejuicht, maar er was geen sprake van een debat. Ze werd uitgenodigd om het academisch jaar de openen. Tot nu toe was die opening altijd een non-event – en ik begrijp dat de universiteit dat een beetje op wou vijzelen, maar niet zo. Dit was een commercieel doel, om de pers binnen te krijgen.’

Wij geloven niet dat de cultureel antropologen ooit overwogen hebben Ayaan Hirsi Ali voor een debat uit te nodigen, dus geloofwaardig komt het niet over. Ook de verwijzing naar het commerciële doel komt ongeloofwaardig over. Ons inziens is eerder het omgekeerde het geval: universiteiten worden steeds meer gedwongen zo veel mogelijk studenten binnen te halen en negatieve publiciteit is daarom niet welkom.

Conformisme

Het intellectuele conformisme – of het nu van links of van rechts komt – leidt ertoe dat sprekers met meningen die als gevaarlijk of zeer controversieel worden beschouwd niet gauw meer worden uitgenodigd. Er is daarom wel veel debat – aan de organisatie daarvan besteden universiteiten veel meer geld dan vroeger – maar in die debatten worden gevoelige onderwerpen bij voorkeur uit de weg gegaan.

Elk van ons heeft in het verleden meningen naar voren gebracht die thans gemeengoed zijn, maar die destijds op zeer veel weerstand stuitten. Wij hebben daarom een stichting in het leven geroepen, ‘Werkelijkheid in Perspectief’, die als missie heeft om belangrijke, maar controversiële onderwerpen te agenderen.

Het belangrijkste middel daartoe is het organiseren van lezingen, zoals die van de Britse filosoof Anthony Grayling die plaatsvindt op 29 augustus 2013 in De Balie in Amsterdam. Grayling is de schrijver van veel voortreffelijke boeken, zoals The God Argument: The Case against Religion and for Humanism (2013), Ideas that Matter: A Personal Guide for the 21st Century (2009), Towards the Light: The Story of the Struggles for Liberty & Rights that made the Modern West (2007). Hij is een van de meest vooraanstaande publieke intellectuelen van Groot-Brittannië, maar merkwaardig genoeg in Nederland nog weinig bekend.

Podium

De Stichting Werkelijkheid in Perspectief zal proberen in Nederland ten onrechte minder bekende denkers een podium te geven in de hoop daarmee het Nederlandse culturele leven te verrijken. Graylings lezing in De Balie op 29 augustus staat aangekondigd als: ‘Secularism, atheism and the place of religion in the public domain‘.

In de toekomst zal de stichting aandacht besteden aan racisme, euthanasie, dierenrechten, humanitaire oorlogsvoering, de War on Drugs en de vraag of er sprake is van vooruitgang in menselijke beschaving.

De stichting Werkelijkheid in Perspectief schrijft een essaywedstrijd uit met een vraag die geïnspireerd is door de prijsvraag die de Academie van Dijon in 1749 heeft uitgeschreven. Toen luidde de vraag: ‘Heeft de ontwikkeling van kunsten en wetenschap ook zedelijke vooruitgang gebracht?’ 

Onze vraag luidt: ‘Heeft de teloorgang van het christendom in Europa het (zelf)vertrouwen in de Europese cultuur ondermijnd?’ Het winnende essay was destijds van een onbekende filosoof, een zekere Jean-Jacques Rousseau. Wij zijn benieuwd wie de winnaar wordt van onze prijsvraag. Hij wordt beloond met 15.000 euro. De tweede prijs is 10.000 euro.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in de Volkskrant.

Lees ook de reactie op dit artikel van columnist Marcel Hulspas.