Als ik op zondagavond het theater uitwandel nadat ik een toeristische voorstelling met traditionele keelzang en volksdans heb gezien, loop ik op het Sükhbaatar Square tegen een politieke aangelegenheid aan. Op het centrale plein in Ulaanbaatar is voor het parlement een groot podium gebouwd. Steeds meer mensen verzamelen rondom het podium. Terwijl de geluidsinstallatie wordt getest en er een technicus in de stellage hangt om de laatste lampen aan te sluiten, klinken er links van het plein de eerste trompetten van de fanfare.
De heren en dames in blauwe uniforms marcheren richting het midden van het plein. Het is me eerst niet helemaal duidelijk of het een oefening is of dat de bijeenkomst daadwerkelijk al begonnen is, maar op een gegeven moment lijkt het publiek toch enigszins geïnteresseerd. Nadat de fanfare een aantal nummers over het plein geblazen heeft, loopt er een gigantisch orkest het podium op. Drie keer zoveel muzikanten als in de voorstelling die ik nog geen uur geleden zag. Wel dezelfde interessante instrumenten. Zoals bijvoorbeeld de morin khuur, een tweesnarig strijkinstrument met paardenkop. Je vindt het instrument terug in de traditionele muziek, maar ook in de hits van nu. Van rap tot aan zoetsappige liefdesliedjes. Ook het orkest speelt een aantal nummers, een paar daarvan komen me bekend voor.
Ik weet niet of ik ze zojuist in het theater heb gehoord of dat het nummers zijn die vaak in de bus gedraaid worden. De zangeres in legergroen uniform, spreekt de mensen op het plein toe en er wordt geapplaudisseerd. Een groepje heren wandelt het podium op. Een van hen, een kleine heer met een rond gezicht, spreekt waarschijnlijk mooie woorden, want het publiek begint enthousiast te joelen. Ik versta natuurlijk geen woord van wat hij zegt. De camera die geprojecteerd wordt op een groot scherm naast het podium zoomt in op zijn gezicht en opeens herken ik hem: er hangen allerlei posters van deze spreker door de stad. Op de poster heeft hij een bontmuts op en zit hij op een paard dat door de sneeuw rent. Deze meneer is de president van Mongolië en aangezien het bijna verkiezingstijd is probeert hij zijn land ervan te overtuigen dat hij herkozen moet worden.
Op 26 juni kunnen de Mongolen hun stem uitbrengen. Ze kunnen kiezen uit de huidige president, Tsakhiagiin Elbegdorj van de democraten, een oud-worstelkampioen Badmaanyambuugiin Bat-Erdene van Mongolian People’s Party en de vrouwelijke kandidaat van Mongolian People’s Revolutionary Party: Natsag Udval. De laatste twee kandidaten zijn van communistische partijen. Het lijkt me onwaarschijnlijk dat de communisten winnen, de Mongolen die ik tot dusver heb gesproken zijn vrij kapitalistisch ingesteld. Mongolië heeft een van de snelst groeiende economieën van de wereld. Dat zie je duidelijk terug in het straatbeeld van de hoofdstad, overal wordt gebouwd. Sovjet-gebouwen maken plaats voor wolkenkrabbers. Toen ik net in Ulaanbaatar aankwam werd er een Kentucky Fried Chicken geopend. Iedereen was enorm blij met deze Amerikaanse fastfoodketen en de rij om een van de maaltijden te kunnen bemachtigen stond tot aan het einde van de straat. Niet iedereen heeft profijt van de groeiende economie. De rijken worden steeds rijker, maar de de armen steeds armer. Zij wonen in Ger districts net buiten de stad. Wijken met traditionele tentwoningen en hier en daar een zelfgebouwd huisje.
Veel van de kinderen die in het Lotus Centre , het weeshuis waar ik de komende weken werk, wonen komen uit zo’n wijk. Maar ieder kind heeft een andere geschiedenis. Soms zijn ze als baby al in het weeshuis terecht gekomen en anderen hebben als kind jaren op straat geleefd. Als straatkind heb je het in Mongolië niet makkelijk, het vriest er namelijk negen maanden per jaar. En dan hebben we het niet over temperaturen die wij in de winter gewend zijn, maar het is hier in de wintermaanden gemiddeld twintig graden onder nul en het kan oplopen tot zo’n min veertig. Daarom wonen de straatkinderen vaak in het riool om te schuilen voor de ijzige kou. Een van de meiden heeft het grootste deel van haar leven op straat geleefd. Ze is bijna zestien en heeft een mooi gezicht. Ze lijkt een beetje op de Disney-versie van Pocahontas, haar eigen naam is voor buitenlanders moeilijk te onthouden, dus noemt iedereen haar het Disney-figuur. Ze hangt graag om de nek van de volunteers en roept dan: “You’re my baby.” Ze zou het liefste als een klein kind opgetild worden. Iedere keer als ik even met haar sta te kletsen bespringt ze me. Ze is natuurlijk veel te zwaar om op te tillen, dus hangt ze soms minuten om me heen en kan ik geen kant op. Een van de andere zestienjarige meiden heeft vaak een snottebel onder haar neus hangen. Ook zij houdt van knuffelen en droomt ervan om als ze achttien is naar Korea te verhuizen en daar het helemaal te maken als popzangeres. Ik ben dol op haar lieve kant, maar die kan zo omslaan. Dan begint ze in het Mongools te schreeuwen en gooit ze stenen naar veel jongere jongens. Nog twee jaar en dan moeten deze meiden op eigen benen kunnen staan. Ik hoop dat de winnaar van de verkiezingen het ze niet nog moeilijker gaat maken dan ze het al hebben.
Else Nugteren is in ieder geval twee maanden in Mongolië om te gaan werken in een weeshuis in Gachuurt, een buitenwijk van de hoofdstad Ulaanbaatar. Ze heeft geen ticket voor de thuisreis geboekt. Voor ThePostOnline doet ze verslag.