Verbazend hoe de auteur van dit artikel denkt te hebben aangetoond dat anti-Arabische sentimenten bij sommige Israëlische Joden of ‘Israëlisch racisme’, zoals zijn stuk zo schreeuwerig is getiteld, “net zo’n groot obstakel” is voor vrede als het islamitisch antisemitisme. De drang om in een strijd tussen Goed en Kwaad beide partijen ‘even Kwaad’ te maken is een typisch westerse ziekte. Een ziekte die voortkomt uit ons narcisme en hedonisme, producten van onder andere de westerse welvaart: het niet onder ogen kunnen zien van een ‘inconvenient truth’.
Het voelt immers niet prettig in het westerse hoofd om te moeten toegeven dat er een Kwaad is in de wereld. Een Kwaad dat niet alleen de Vrije Joodse Staat bedreigt, maar ook het Vrije Westen. Het Kwaad onder ogen durven zien en het desgevallend recht in de ogen kijken, men kon het in de jaren dertig niet en in deze postmoderne tijden kan/wil men het al helemààl niet. Daarom durven mainstream politici, journalisten en opiniemakers bijvoorbeeld niet de term ‘(islamitische) jihad’ in de mond nemen bij hun beschrijving van de door en door islamitische afslachting van een Britse soldaat door een Nigeriaanse, heu, jihadist; daarom proberen ze de raketten die Hamas blind op Israëlische burgers afvuurt steevast als een ‘reactie’ af te doen in plaats van een jihadistische actie; daarom mogen de bekende islamcritici Pamela Geller en Robert Spencer Groot-Brittannië niet in. Dit zijn slechts drie (recente) voorbeelden, maar de voorbeelden zijn legio. Voor wie er toch nog aan twijfelt wat ik met het Kwaad bedoel, ik heb het over de islam.
‘Niet alleen antisemitisme is het probleem in het Midden-Oosten’. Dat is de ondertitel van het goedkope flutstuk van Jaimy (ik mag toch Jaimy zeggen, hoop ik? Dat bekt wel zo lekker tijdens mijn rant). In eerste instantie denk je bij die ondertitel spontaan: wat goed, die persoon heeft ze alle vijf op een rij! Er zijn daar in die achterlijke islamitische zandbak immers nog talloze problemen, zoals vrouwenmishandeling, vrouwenverminking, verkrachting, huisslaven, het gebrek aan persvrijheid, het gebrek aan vrije meningsuiting, het gebrek aan vrijheid van religie, het gebrek aan vrijheid van onderzoek, het gebrek aan gelijkwaardigheid, het gebrek aan rechtsstaat, het gebrek aan democratie, het gebrek aan zelfkritiek, het martelen van demonstranten en gevangenen, het paranoïde complotdenken en natuurlijk, niet te vergeten: het Arabisch-islamitisch racisme jegens zwarten en andere niet-Arabieren. Maar neen, niets van dat alles kan onze Jaimy voldoende boeien. Hij dacht: laat ik eens iets héél erg origineel doen. Laat ik al die fundamentele problemen en ellende in de islamitische zandbak negeren en me richten op het enige fatsoenlijke land in die regio, die piepkleine speldenprik, de enige democratische rechtsstaat daar de naam waardig, die diamant in een zee van modder (Pat Condell: ‘a diamond in a sea of mud’), waar al de hierboven beschreven malaise ofwel niet bestaat ofwel de uitzondering is omdat het cultureel en rechtstatelijk wordt afgestraft.
De conclusie van Jaimy is dus dat, ik herhaal het nog even, “het anti-Arabische sentiment” van Joodse Israëliërs net zo’n groot obstakel is voor vrede tussen Israël en de rest van het Midden-Oosten als het antisemitisme. Daarmee bewijst hij om te beginnen dat hij óf onwetend is over de ware geschiedenis van het conflict óf dat hij, zoals zovelen, de door de linkerzijde met veel enthousiasme omarmde valse Arabisch-islamitische geschiedschrijving voor waar aanneemt. Het zou me hier te ver leiden om dieper in te gaan op de geschiedenis van het conflict, maar hier kun je lezen hoe het echt is gegaan en wat de échte ‘obstakels voor vrede’ zijn: http://frontpagemag.com/wp-content/uploads/2011/03/BigLies.pdf
Maar gelukkig, beste Jaimy (en lezers), kunt u in deze paragraaf ook gewoon mijn samenvatting van die relatief eenvoudige geschiedenis van het conflict lezen, daar die ‘obstakels voor vrede’ in essentie gewoon neerkomen op het preponderant zijn van de islamitische doctrine, die de Jood verafschuwt en bepaalt dat het gebied waar Israël gevestigd is tot de ‘dar al-islam’ (huis van de islam) behoort. Dat zeg ik niet, dat zeggen de vele gezaghebbende moslims in de islamitische wereld, van welke pluimage verder ook, die niet moe worden dat te herhalen. Dat betekent concreet dat zelfs als de Joodse staat morgen nog slechts 10 vierkante meter telt met daarop nog één levende Jood, de oemma zal beslissen om er een allesvernietigende raket op af te vuren. Vervolgens zullen soennieten en sjiieten allemaal samen “Allah Akbar” schreeuwen om dan huilend van geluk in elkaars armen te vallen, waarna ze elkaar opnieuw naar het leven zullen staan. De vernietiging van de Joodse staat, de ‘zionistische entiteit’, is natuurlijk ook wat de vele Israëlhaters, zionismehaters en Jodenhaters (stiekem) willen. Het Midden-Oostenconflict is in essentie een ‘islamitisch-Joods’ conflict, men leze daarover bijvoorbeeld ‘De kern van de zaak’, een indrukwekkende studie van Midden-Oostenkenner (en ex-PVV’er, oei, Jaimy!) Wim Kortenoeven.
En als het piepkleine kuststrookje waar Israël is gevestigd vandaag volledig wordt ontruimd en de Joodse staat morgen wordt gesticht op een gigantisch door Jan De Nul aangelegd zandeiland, waar het intelligente en werklustige Joodse volk opnieuw een paradijs op aarde zal beginnen te creëren dat in minder dan 60 jaar op vele vlakken tot de wereldtop zal behoren, dan zal de OIC (Organization of the Islamic Conference) er allicht bij de VN op aandringen dat dat eiland naar de bodem van de zee wordt verwezen. Omwille van natuurbehoud. Of zoiets. Of omdat het, zoals Israël vandaag, een unieke Joodse democratische rechtsstaat is. Of omdat het een ‘zionistische entiteit’ is. Enfin, de oemma zal wel weer redenen genoeg vinden om wederom zijn barbaarse pijlen, gedoopt in de hysterisch-islamitische haat en achterlijkheid, op de briljante Joodse cultuur te richten; om de aandacht af te leiden van de eigen mislukkingen, de stagnerende of achteruitgaande islamitische samenlevingen en de vele binnenlandse problemen en fricties. Maar vooral ook omdat de oemma natuurlijk stikjaloers is op wat de Joden bereiken en hebben bereikt. Die dekselse Joden toch, slagen er altijd weer in om te overleven, en hoe! Die islamitische jaloezie is ook wel te begrijpen wanneer men beseft dat men er na 1400 jaar islamitisch ellende vanzelfsprekend nog altijd niet in is geslaagd om een stabiele, welvarende en fatsoenlijke islamitische samenleving in te richten. Nu, wie dit allemaal niet gelooft, is naïef over de intenties van de oemma en de OIC. Ik ben zelf gelukkig niet naïef over de naïviteit van vele westerse naïevelingen, onder andere omdat we een tachtigtal jaar geleden dezelfde blindheid hebben gezien inzake het nazisme en zijn sinistere intenties. Maar ik dwaal af.
Ondanks alles wil onze Jaimy het dus hebben over het ‘prangende probleem’ van het ‘Israëlisch racisme’. Nu heb ik, geheel toevallig, recentelijk ook een (redelijk grootschalig) onderzoek over racisme onder ogen gekregen. Een onderzoek dat onze Jaimy allicht liever niet onder ogen ziet omdat hij – zoals velen westerlingen – veel liever een beschaafd land dat langs alle kanten door barbaren wordt bedreigd onder de loep neemt, om vervolgens iets te kunnen ontdekken waarmee hij kan pogen de diamant in de zee van modder te transformeren tot een stuk modder. Klaar is kees, denkt Jaimy dan: beide partijen zijn nu even schuldig, ze zijn ‘even Kwaad’. Wat een opluchting: Jaimy kan zich nu goed en verheven voelen.
Volgens een onderzoek dat Jaimy citeert wil 24 procent van de Israëliërs niet naast een Arabier wonen (‘Israëliërs’, schrijft Jaimy, maar hij bedoelt natuurlijk ‘Joodse Israëliërs’, want er zijn bijna anderhalf miljoen vrije Arabische Israëliërs, ca. 20 procent van de Israëlische bevolking). Wat toont ‘mijn’ (redelijk grootschalig) racisme-onderzoek aan? In India (je weet wel, waar groepsverkrachtingen de orde van de dag zijn) en Jordanië (je weet wel, waar 86 procent van de moslims vindt dat afvalligen moeten worden gedood) wil respectievelijk 43,5 en 51,4 procent niet naast een persoon van een ander ras wonen. In Egypte (je weet wel, waar christenen moeten rennen voor hun leven, waar vrouwen aan de lopende band verkracht worden en waar 84 procent van de moslims vindt dat afvalligen moeten worden gedood), Saoedi-Arabië (je weet wel, waar vrouwen geen auto mogen rijden en Aziatische huisslaven met kokend water worden overgoten), Iran (je weet wel, waar homoseksuelen worden opgehangen en baha’i worden vervolgd), Vietnam, Indonesië (je weet wel, waar punkers worden ‘heropgevoed’ en 72 procent van de moslims de sharia wil) en Zuid-Korea wil tussen de 30 en 39,9 procent niet naast een persoon van een ander ras wonen. Tussen de 20 en 29,9 procent wil dat niet in Frankrijk, Turkije, Bulgarije, Algerije, Marokko, Mali, Zambia, Thailand, Maleisië, de Filipijnen, Bangladesh en Hong Kong. Volgens het onderzoek dat Jaimy citeert staat Israël met 24 procent dus in dit laatste rijtje. Overigens: dit door mij aangehaalde onderzoek is uitgevoerd in uiteindelijk slechts 80 verschillende landen, waarvan dan nog een minderheid moslimlanden zijn (zie het kaartje hier).
Over die 24 procent Joodse Israëliërs die niet naast een Arabier wil wonen, weet Jaimy: “Vaak werd het argument aangedragen dat men hun (sic) Joodse identiteit wilde behouden.” Is dat racistisch dan, het willen behouden van je Joodse identiteit? Sterker nog: is dat racistisch in het licht van het gegeven dat het hier om in hoofdzaak islamitische Arabieren gaat, wier cultuur nu niet bepaald bekendstaat om het vrij en vrolijk omarmen van de Joods-Israëlische cultuur? Natuurlijk niet. Je eigen, vrije en fatsoenlijke cultuur willen behouden, is de normaalste zaal van de wereld, zéker als Jood in Israël. Het is niet omdat wij in Europa onze beschaving middels immigratie en islamisering naar de knoppen zijn aan het helpen, dat we dat Israël ook moeten toewensen.
Jaimy schrijft dat uit de “survey van Eli Ungar-Sargon blijkt dat 46% van de Israëli mild tot zeer anti-Arabische gevoelens heeft”. Hij poneert: “Dit is niet alleen uit te leggen als animositeit vanwege het Israëlisch/Arabisch conflict.” Hoezo? Hoe weet je dat? Waaruit blijkt dat? Hoeveel procent is wél “vanwege het Israëlisch/Arabisch conflict” en hoeveel procent niet? Loze praatjes dus. Ik vraag me trouwens ook af in hoeverre we dat flutonderzoekje eigenlijk wel serieus moeten nemen. Er werden namelijk slechts 250 Joodse Israëliërs ondervraagd en de ondervraging werd blijkbaar uitgevoerd door een of andere Joodse filmmaker en zijn vrouw, die bovendien duidelijk sympathieën heeft voor een ‘one-state solution’. Daar moet je wel knettergek of hopeloos naïef voor zijn, een beetje zoals onze Jaimy.
Tot slot schrijft Jaimy: “Als het aankomt op gelijke rechten voor Joodse- en Arabische Israëli is 64% daar voor.” Kijk eens aan. Dit gezegd zijnde zal ik over die drie cijfers mijn interpretatie eens geven. Ik zet ze eerst op een rij: slechts 24 procent van de Joodse Israëliërs wil niet naast een Arabier wonen; 26 procent van de Joodse Israëliërs heeft sterke anti-Arabische gevoelens en 20 procent heeft milde anti-Arabische gevoelens; en tot slot wil nog steeds maar liefst 64 procent van de Joodse Israëliërs gelijke rechten voor (islamitische) Arabieren, en dat na meer dan 80 jaar van islamitische haat, antisemitisme en antizionisme, jihadisme en genocidale oorlogsdreiging afkomstig van de Arabische wereld. Deze resultaten – nogmaals, voor zover ze serieus kunnen worden genomen – mogen eigenlijk een wonder heten. Ze tonen aan wat een beschaafd land Israël is en wat een beschaafde cultuur Joden hebben. Dat toont Israël ook telkens opnieuw aan door de grote mate van zelfbevraging en zelfkritiek, iets dat in de islamitische wereld ondenkbaar is. Georges Gilder schreef dat “Joden verbazingwekkend genoeg zo overduidelijk excelleren op elk intellectueel domein, dat ze iedereen overtreffen, zelfs op het vlak van antisemitisme”. Nu, ik wacht in spanning tot men ook eens in Arabische landen op onderzoek gaat om te weten te komen hoeveel moslims er naast een Jood willen wonen en vooral: hoeveel moslims gelijke rechten aan Joden willen toekennen. Volg jij dat verder op, Jaimy?
Conclusie: ja, er is racisme in Israël, zoals in élk land ter wereld. Ja, in Israël worden racistische sentimenten beïnvloed (allicht vergroot en vaak ook geïnitieerd) door het islamitisch-Joods conflict en door het feit dat vele en gezaghebbende moslims vanuit hun stichtingsbronnen niet moe worden te verklaren alle Joden in zee te willen drijven, vinden dat Hitler zijn werk niet goed heeft afgemaakt en tegelijkertijd vaak de Shoah een mythe noemen (check daarvoor bijvoorbeeld MEMRI, want 99 procent van de vertalingen van MEMRI klopt gewoon, in tegenstelling wat Jaimy suggereert). Misschien, heel misschien, zitten ook de Arabische (en Palestijnse) schoolboeken er voor iets tussen, die Joden afschilderen als apen en varkens; en de door en door Hitleriaans-Jodenhatende series/films die in landen als Iran en Turkije worden uitgezonden; en de pleinen en straten in de zogenaamde ‘Palestijnse gebieden’ die naar zelfmoordjihadisten worden genoemd; en … ach, laat ook maar. Je kunt hele bibliotheken vullen met zulke wansmakelijke voorbeelden, maar dat zal de westerse Gutmensch niet van zijn politiek correcte stelling afbrengen dat Israël, ‘Israëlisch racisme’ of – tegenwoordig hot – ‘de nederzettingen!’ minstens een even groot probleem vormt.
Neen, anti-Arabisch racisme van Joodse Israëliërs is niet “een even groot obstakel voor vrede”. Anti-Arabisch racisme in Israël betekent niets vergeleken bij het antisemitisme dat uit alle poriën van de islamitische wereld druipt, van Marokko tot in Maleisië (!). Bovendien is anti-Arabisch racisme in Israël, zoals in vele westerse landen, beperkt tot bepaalde groepen en individuen in de maatschappij en wordt het van overheidswege bestreden, terwijl het (islamitisch) antisemitisme in OIC-landen doorgaans de officiële of officieuze staats- en geloofsleer is. Ik schreef het al: 99 procent van de vertalingen van islamitisch-antisemitische haatpreken door MEMRI is gewoonweg correct. En zelfs al vindt een of andere mierenneuker dat het ‘slechts’ 90 procent is, dan nog herbergt MEMRI een overdonderende veelheid aan correcte vertalingen van walgelijk islamitisch antisemitisme en negationisme. Ik wacht ondertussen in spanning tot een gelijkaardig medium als MEMRI de preken van gezaghebbende Joden en rabbijnen begint te vertalen. Daar zal zeker wel eens iets onbetamelijks tussen te vinden zijn, daar niet van, maar het zal een splinter zijn vergeleken bij de balk van het islamitisch antisemitisme. Ik moet trouwens de eerste Jood nog tegenkomen die zichzelf de lucht in wil blazen of die dé moslims ervan beschuldigt de oorzaak te zijn van pakweg aids. Wie het archief van MEMRI overschouwt, kan niet anders dan overdonderd zijn door het gigantische arsenaal aan nazislamitische preken en toespraken van talloze gezaghebbende islamofascisten. Overigens opende Jaimy zijn stuk over MEMRI als volgt: “We kennen allemaal de beelden van MEMRI van antisemitische Arabieren die het niet schuwen om haat jegens de Joodse medemens op te roepen of tentoon te spreiden.” Oh ja, is dat zo? De meeste journalisten zijn nog altijd niet doordrongen van het enorme probleem van het Arabisch-islamitisch antisemitisme. Ze blijken nog altijd niet van MEMRI te hebben gehoord, of laten het bewust links liggen omdat het niet in hun linkse Palestijnenknuffelverhaal past.
Tot slot, Jaimy: over ‘islamofobie’ raad ik je het essay van Frans Groenendijk aan in mijn eigen boek, waarin wordt aangetoond dat ‘islamofobie’ een strijdterm is om islamkritiek onmogelijk te maken. Kort zou ik daarover willen stellen: niemand is ‘islamofoob’. Men is islamcriticus of men is racist. Of men is racist en geeft tegelijkertijd kritiek op de islam om op die manier eventueel zijn racisme te verbergen. Doorgaans is het echter zo dat islamcritici ten onrechte racisme (of in de valse terminologie: ‘islamofobie’) wordt aangewreven of verweten. Dit terwijl in het geval van anti-Israëlisme of antizionisme de scheiding met antisemitisme oneindig veel dunner is. Lees daarover bijvoorbeeld de Franse filosoof Pierre-André Taguieff met zijn ‘Rising From the Muck: The New Anti-Semitism in Europe’. Het aantal mensen – zeker in de islamitische wereld – dat antizionisme gebruikt om antisemitisme te camoufleren is legio. Antisemitisme is ook iets aparts, daarom noemt men het terecht ook geen racisme. Antisemitisme is Jodenhaat gebaseerd op diverse walgelijke sprookjes, gaande van paranoïde complottheorieën over de Jood als zijnde uit op wereldheerschappij, via de Jood als bloeddorstige geldwolf tot de Jood als ziekteverwekker, aardbevingenveroorzaker enzovoort. Je kunt het zo waanzinnig niet bedenken of de Jood is er al wel eens of meerdere malen van beschuldigd: de pest, Nine Eleven, Breivik, de Arabische ‘Lente’, de Turkse opstanden, aids, overstromingen, orkanen, blote borsten, sociale media, … altijd is er wel minstens één gezaghebbende moslim die de Joden de schuld geeft en daarmee ook succes en bijval oogst. Maar Jaimy kent eigenlijk niets van antisemitisme: “Een antisemiet zal ook nooit volmondig toegeven dat hij een antisemiet is,” schrijft hij. Is dat zo? Door (neo)nazi’s, jihadisten en ander islamofascisten wordt nochtans van de daken geschreeuwd dat men Joden moet haten.
En laten we wat islamitisch antisemitisme betreft het theologische luik niet vergeten, met de zogenaamde ‘Slag bij Khaybar’, toen de profeet Mohammed heel wat Joden afslachtte. Dat verhaal lééft in de islamitische wereld en wordt er vrolijk herdacht. Het is niet toevallig dat Mein Kampf en de Protocollen van de Wijzen van Sion er als zoete broodjes over de toonbank gaan, en dat in een wereld die doordrongen is van analfabetisme. En het is ook niet toevallig dat Hitler vond dat de islam als “soldatenreligie” “veel meer compatibel” was met het nazisme dan het “softe christendom”. Zijn contact met Mohammad Amin al-Husseini, de grootmoefti van Jeruzalem, had alles te maken met hun gezamenlijke antisemitische wereldbeeld. Amin al-Husseini was een actief pleitbezorger van de Endlösung en schreef een voorwoord in de Arabische vertaling van Mein Kampf. In 1943 richtte hij een eigen SS-divisie op van 20.000 moslims uit Bosnië-Herzegovina en Albanië en zorgde ervoor dat tienduizenden joden werden gedeporteerd. Als het van al-Husseini afhing, dan waren alle joden uitgeroeid (leestip: Nazi Palestine: The Plans for the Extermination of the Jews in Palestine)
Ik zou natuurlijk ook nog kunnen uitweiden over het feit dat ondanks ‘al dat racisme’ in Israël, de bijna anderhalf miljoen Arabische Israëliërs een veel beter leven hebben dan hun vele broeders in de Arabische buurlanden, met alle mogelijke rechten: recht op onderwijs, stemrecht, enzovoort. Op enige oprechte wederkerigheid wat dat betreft hoeven joden noch christenen in de islamitische wereld te rekenen. In onderzoeken komt ook vaak naar voren dat Arabieren liever Israëliër blijven dan dat ze Palestijn zouden worden. In feite schaart Israël zich ook daarmee in het rijtje van (West-)Europese landen, waarnaar moslims maar al te graag migreren omwille van de welvaart en de vrijheden aldaar.
Tot slot: als de Arabische wereld (en Iran) de wapens neerlegt en de oemma zijn genocidale intenties jegens de Joden laat varen, is het morgen vrede in het Midden-Oosten. Als de Israëliërs hun wapens neerleggen, worden ze morgen van de kaart geveegd. Al het voorgaande kan eigenlijk evengoed worden vervangen door deze essentie, die blijft staan als een huis. Al de rest is cafépraat van naïeve of kwaadwillende individuen.
Sam van Rooy is medewerker van het studiecentrum van het Vlaams Belang en publicist. Hij is medesamensteller en auteur van ‘De islam. Kritische essays over een politieke religie’ en van ‘Europa wankelt. De ontvoering van Europa door de EU‘.