Het gedwongen aftreden van de Egyptische president Morsi was een bizarre avond om verslag van te doen. In een tijdspanne van slechts een paar uur stond ik zowel tussen euforisch feestvierende tegenstanders van de voormalig president als tussen zijn diep teleurgestelde aanhangers.
Het door het leger aan Mohammed Morsi gestelde ultimatum om de eisen van de demonstranten in te willigen en tot een overeenkomst met de oppostie te komen verloopt op woensdagmiddag om vijf uur. De beste plek om op dat moment te zijn lijkt me het Tahrir-plein. Samen met een collega – een doorgewinterd oorlogsjournalist – sta ik om iets voor half vijf op het plein. Ik in de vrouwenzone in het midden, hij daar net buiten.
Het is bloedverziekend heet, maar de vrouwen om me heen zingen, joelen en zwaaien er niet minder om. Een paar vrouwen vallen flauw van de warmte en moeten worden afgevoerd. Het ultimatum verstrijkt en mensen beginnen zich ongeduldig af te vragen wat er aan de hand is. De spanning is om te snijden.
Tegen een uur of half zes lijkt de spreker op het podium er ook genoeg van te hebben. ‘Het is over voor Morsi! De deadline is ruim verstreken, hij is weg!’, roept hij opeens uit. Een werkelijk oorverdovend gejuich stijgt op van het plein. Ik word door minimaal een dozijn vrouwen omhelsd, gezoend en gefeliciteerd. Meerdere vrouwen om me heen barsten in huilen uit. De kakafonie van gejuich, gezang, getoeter en het geknal van vuurwerk doet pijn aan mijn oren. Hetzelfde tafereel zal zich een paar uur later herhalen, als het leger met een verklaring komt waarin Morsi officieel aan de kant wordt gezet.
Als het na een minuut of tien wat rustiger is, zegt de man op het podium: ‘Maar we moeten waakzaam blijven. We willen niet weer een militaire dictatuur!’ Het plein barst los in een gezamelijk ‘Weg met het militaire regime!’. Het is inmiddels zo druk dat ik moeite heb me fatsoenlijk te bewegen en ik besluit weg te gaan, op zoek naar m’n collega.
Als ik hem een half uur later gevonden heb besluiten we naar Giza te gaan, aan de overkant van de Nijl, waar bij de universiteit van Cairo sinds de avond ervoor gevochten wordt. Er zijn al zeker zestien doden gevallen.
Daar aangekomen blijkt het vrij rustig, ondanks dat we in de verte kortstondig het geratel van een machinegeweer horen. We komen een paar gepantserde militaire voertuigen tegen die we te voet proberen te volgen, maar na een paar minuten zijn we ze uit het oog verloren.
Het leger heeft inmiddels aangekondigd met een verklaring te komen. We pakken een taxi naar de buitenwijk Nasr City, waar aanhangers van Morsi zich verzameld hebben bij een sit-in op een plein, om daar de reacties te gaan peilen. Mijn collega maant me om een knalgeel hesje aan te trekken met PERS op mijn rug. ‘Dit kan wel eens op vechten uitlopen en dan kun je jezelf maar beter overduidelijk indentificeren als journalist’, vindt hij. Ik ben het niet met hem eens en vind dat ik mezelf zo juist presenteer als wandelende schietschijf. ‘Opvallen doe je toch wel, als buitenlandse vrouw tussen al die baarden’, is zijn weerwoord en hij houdt voet bij stuk: vest aanhouden of naar huis. Ik bind in.
Ambulances
De taxichauffeur zet ons af bij een cordon soldaten en een half dozijn gepantserde legervoertuigen.
We maken wat foto’s en filmpjes, en al snel komt er een officier op ons afgelopen die wil weten wie we zijn en wat we komen doen. Ik laat mijn collega het woord doen en even later staan we achter de APC’s en het leger. ‘Zolang jullie in de door ons gecontroleerde zone rondlopen kan ik jullie veiligheid garanderen, maar zodra jullie tussen de demonstranten staan en het gaat mis zijn jullie op jezelf aangewezen’, waarschuwt hij ons.
We volgen een paar demonstranten die ook op weg zijn naar de demonstratie. Voor ze langs de legerbarricade mogen worden ze eerst uitgebreid gefouilleerd en hun tassen gecontroleerd. De tweede linie van de legerbarricade bestaat uit een dozijn gepantserde busjes van de oproerpolitie en tientallen ambulances. Een paar honderd meter verder wordt de zone weer afgesloten door een rij soldaten en APC’s.
Radio’s
Zodra we in de demonstrantenzone komen is het leger net aan het voorlezen van de verklaring begonnen. Groepjes mensen zitten bijeengedoken bij radio’s en mobiele telefoons. Het is muisstil. Demonstranten met schilden, helmen en stokken staan in lange rijen opgesteld rondom de sit-in.
Als je op wilt vallen moet je als buitenlandse vrouw in een fluorescerend geel vest met PERS op je rug rond gaan lopen bij een sit-in van Moslimbroeders. De langdurige starende blikken zijn echter meer nieuwsgierig dan vijandig.
Om de zoveel meter ligt een grote hoop stenen. Voor het geval het tot een confrontatie met het leger komt. Het valt me op dat zeker de helft van alle mannen die bij de sit-in rondlopen een stok in zijn handen heeft. Als we bijna in het midden van het plein zijn wordt de stilte onderbroken door een wederom oorverdovend geschreeuw. De legerleiding heeft Morsi zojuist officieel afgezet.
Radio’s worden woest op de grond gesmeten, volwassen mannen vallen elkaar huilend in de armen, heffen wanhopig hun armen ten hemel en schreeuwen ‘Allahu Akbar’. Diezelfde kreet kwam enkele uren eerder ook heel vaak voorbij op Tahrir, maar dan als uiting van blijdschap. De legerleiding wordt vervloekt en de huid volgescholden.
Plots komt er een man hysterisch gillend op ons afgerend. ‘Hebben jullie nou je zin? Bitches!’ Er volgt wat onverstaanbaar geschreeuw over de VS. De man lijkt te denken dat we Amerikanen zijn. Voor hij bij ons in de buurt kan komen springen er een dozijn andere mannen tussen, die hem weten te kalmeren.
De sfeer is opeens uitermate dreigend en uit veiligheidsoverwegingen besluiten we naar een rustiger gedeelte aan de zijkant te gaan. We zijn de menigte nog niet uit of er klinken geweerschoten. Ze lijken uit een zijstraat een paar honderd meter bij ons vandaag te komen. Een horde mannen komt in blinde paniek onze kant op gestormd. We duiken achter een muurtje. Er wordt opnieuw geschoten. We horen het harde, volle geluid van losse flodders, maar ook het droge, scherpe getik dat klinkt als het afvuren van kogels.
Als iedereen weer een beetje bedaard is en er niet meer geschoten wordt komen weer achter de muur vandaan. Een paar mannen komen met een bebloede, half bewusteloze man op hun schouders aan gerend. Hij wordt voor me op de grond gelegd. Hij bloedt hevig bij zijn linkerbovenarm. ‘Foto’s maken! Het leger schiet ons kapot! Laat dat maar aan Obama zien!’
Als ik een paar plaatjes geschoten heb komt er aan de andere kant van de weg een ambulance voorbij geraasd. De mannen rapen hun gewonde kameraad weer op en hollen achter de ambulance aan. Het ziet er ondanks de serieuze setting dolkomisch uit. Mijn collega schiet ervan in de lach.
Na nog een klein half uurtje rondgelopen te hebben begint mijn telefoon te piepen van een partij berichtjes die allemaal tegelijk binnenkomen. Als ik een minuut later weer van mijn iPhone-schermpje opkijk is mijn collega nergens meer te bekennen.
Dit is niet de tijd en plaats om iemand kwijt te raken. Maar net als ik me zorgen begin te maken staat hij alweer voor mijn neus. Met… een bakje popcorn. Gekocht bij een van de vele aanwezige voedselkraampjes. ‘Van al dat geren krijg je honger’, is zijn droge commentaar.
Het volgende uur blijft het rustig en we besluiten naar huis te gaan. ‘Als er gevochten gaat worden is dat diep in de nacht of morgen’, denkt mijn collega. Hij moet bovendien zijn artikelen gaan tikken en ik moet de volgende ochtend vroeg op voor twee radioverslagen en kan na een reeks veel te korte nachten ook wel wat slaap gebruiken.
Op weg naar huis doe ik nog het verplichte rondje door het feestgedruis op Tahrir. Het is er enorm druk, en mensen zijn uitzinnig van vreugde, maar de euforie is niet zo groot als op 11 februari 2011, toen Mubarak zijn aftreden aankondigde. Mensen zijn opgelucht en optimistisch, maar de meesten beseffen ook donders goed dat er zo snel mogelijk nieuwe verkiezingen moeten komen zodat het leger niet aan de macht blijft.
Het bleef die nacht rustig in Nasr City en ondanks dat er geschoten werd zijn er voor zover bekend geen doden gevallen. Bij de universiteit in Giza liep het wel opnieuw uit de hand en vielen drie doden.