Een tijd terug schreef ik over een van mijn favoriete buitenbeentjes in de muziek industrie, Rick Rubin. Iemand die tegen de stroming in durfde te gaan en die altijd zijn eigen pad is blijven volgen. Nu is Rubin natuurlijk niet de enige markante persoonlijkheid waar ik graag iets over wil vertellen. Daarom is het vandaag tijd voor het tweede deel uit de Buitenbeentjes serie, Bill Withers.
Withers groeide op in Beckley, West Virginia een klein stadje waar de segregatie nog lang stand heeft gehouden. Zijn opa was een voormalige slaaf die de jonge Bill onder zijn vleugels nam nadat zijn vader overleed en via zijn oma werd de eerste link met muziek gelegd. Zoals zoveel artiesten maakte Withers in de kerk kennis met zijn liefde voor muziek en tot nu toe lijkt dit verhaal op het jongensboek dat over zoveel artiesten te schrijven is.
Bill Withers was echter anders. Ja, hij genoot van het zingen in de kerk maar was zelf niet bezig met wat voor muzikale ontwikkeling dan ook. In de kerk was het leuk en daarmee basta. Dit kwam omdat Bill andere dingen aan zijn hoofd had, zo had hij last van astma en stotterde hij nogal. In de jaren 40 in Amerika was dit genoeg om te concluderen dat hij gehandicapt was, en is er zelf een poging gedaan om het stotteren letterlijk uit hem te slaan. Dit alles, plus de vele pesterijen en segregatie betekende dat Bill maar een ding wilde, zo snel mogelijk weg uit Virginia.
De redding kwam toen hij zich op 18 jarige leeftijd bij de Marine inschreef en de volgende 9 jaar alle hoeken van de wereld zag. Hij werd opgeleid als mecanicien en besloot te verhuizen naar L.A nadat hij de marine had verlaten, maar muziek was nog steeds geen factor in zijn leven behalve dat hij genoot van artiesten als Lou Rawls en Little Willie John.
In Los Angeles kreeg Withers zijn leven aardig op de rit, zo kreeg hij een baan bij een bedrijf dat vliegtuigen fabriceerde. Een van de onderdelen van zijn baan was dat hij de metalen toiletpotten monteerde in de vliegtuigen. Wel was Bill een fanatieker bezoeker van nachtclubs, in zijn eigen woorden om achter de vrouwen aan te gaan, en zo begon op toevallige wijze zijn muziek carrière. Withers vertelde in 2009 dit over het voorval in de engelse Telegraph: ”one night, this guy behind the bar was moaning that the performer was late and he said, “You know, I’m paying this guy $2,000 a week and he can’t even show up on time!”’ De aandacht van Bill was getrokken want hij verdiende slechts 100 dollar per week. ‘I thought, “They’re paying this guy $2,000 a week? He doesn’t even get up in the morning!”’
Niet lang daarna kocht Withers een gitaar, leerde hij zichzelf om het instrument te bespelen en begon hij stiekem in de douche te zingen. Iedere week legde hij iets van zijn salaris opzij om muzikanten te zoeken die zijn demo’s in wilden spelen en zo wist hij de aandacht van het kleine Sussex Records te trekken. Die lieten Booker T zijn plaat produceren en het succes van Bill Withers stond op het punt van beginnen.
Harlem was de eerste single van Withers op Sussex maar het was vooral de b-kant die de aandacht wist te trekken. Ain’t No Sunshine knalde in een keer door naar een 3de positie in de hitlijsten en ondanks het succes van zijn eerste single hield Withers nog een tijdje vast aan zijn baan. Hij was namelijk overtuigd dat het een toevallig succes was, en dat hij er daarom goed aan deed om zijn inkomen te behouden. Tot hij ontslagen werd en eindelijk vol voor de muziek koos.
Als tweede single van zijn debuutalbum Just As I Am kwam Grandma’s Hand uit en in 1972 scoorde Withers zijn eerste nummer een hit met Lean On Me. Zijn eerste grote hit kwam van zijn tweede album, Still Bill, waar ook Let Us Love, Lonely Town Lonely Street en het sublieme Who Is He op staan. Er zouden nog zes albums volgens, zo leverde onder andere Lovely Day, The Same Love That Made Me Laugh en Just The Two Of Us af.
Het knappe aan de discografie en de persoonlijkheid van Bill Withers is dat hij nooit toegegeven heeft aan de meningen van anderen. Hij heeft altijd vast gehouden aan zijn normen en waarden. Zo kreeg hij bijvoorbeeld vaak te horen dat hij meer als James Brown zou moeten zijn en dat hij ”zwarter” moest klinken, kortom precies zoals de andere grote artiesten klonken. Withers heeft echter altijd vastgehouden aan zijn eigen recept, en heeft daar jaren later eindelijk krediet voor gekregen.
Interviews met de man tonen aan hoe puur hij is gebleven en waarom het sinds 1985 zo stil rond hem is gebleven. Mede door zijn nare ervaringen in de muziek industrie doet hij geen optredens meer, brengt hij niets meer uit en geniet hij samen met zijn vrouw van het leven en de inkomsten die uit zijn liedjes nog steeds (mede door het massale gebruik van zijn nummers door anderen) binnen komen. Zelf zegt Withers dat hij niet de behoefte voelt om op het podium te staan en van optreden naar optreden te reizen. Hij geniet al genoeg van het feit dat jongeren vandaag de dag nog steeds kippenvel krijgen van Ain’t No Sunshine, geef hem eens ongelijk.
DJ D-Rok (Daan Koekelkoren) draait onder andere op Wicked Jazz Sounds, Lovebirds en Zwarte Koffie, schrijft en produceert eigen tracks, maar is ook niet te beroerd om ons te onderwijzen in zwarte muziek.