In het zuiden van het land staat het ergens op een gebouw geschreven: Olifant Jenever. Iedere keer als ik daar langs loop denk ik aan de meisjes van de zomer van twee duizend en negen.
Ze hadden een pure ongeschondenheid over zich heen, de ander meer dan de een. De ander had leeuwenhaar, zo vol en goud gekleurd. Het was dik, opdat je er geheimen in kon verbergen. De ander had er nieuw begin in, elke keer als ze langs de Jenever liep, was er hoop. Daar kon de een zich dan aan vergrijpen, omdat je nu eenmaal haar ongeschondenheid minder goed kon bekijken.
In die zomer van enkele jaren geleden, zat leven. Het was te ruiken aan de vice versa geur van alcohol.
Er was gegiechel te horen op de achtergrond; twee meisjes knijpen ogen samen voor de wegwerpcamera met naast hen een matriarch die ook op de foto mocht. Die dat ook kón. Zo was er puurheid vastgelegd op een eindigende rol. Toch bleven ze draaien, die meisjes, draaien in het rond. Waren ze op zoek naar nieuw avontuur ergens in het zuiden van het land. Op een gebouw staat er nog altijd geschreven: Olifant Jenever. Het voorgoed is weg en ver geworpen, maar als de een en de ander langs het gebouw lopen, voelen zij zich puur, voor eeuwig even.
Babeth Fonchie is één van de vijf zomerbloggers en zal in juli en augustus stukken schrijven voor ThePostOnline.