John van Zweden staat in een pop-up ADO-winkeltje met groengele gadgets. Het lijkt een festivaltentje voor Haagse voetbalfans: ze verkopen er aanstekers, sjaaltjes en miniatuurshirtjes die we uit vrachtwagencabines kennen. Van Zweden legt een stapels flyers op de tafel voor de voetbalfans die dit seizoen graag een wedstrijd van Swansea City willen bezoeken. Zijn Swansea City, want de Nederlander is mede-eigenaar van de Premier League-club. Op het terrein van amateurclub Laakkwartier waar Swansea een oefenwedstrijdje speelt kent Van Zweden iedereen. Maar belangrijker, iedereen kent John van Zweden.
De behangkoning, of in goed Engels: de wallpaperking, kletst met iedereen. Van de lijnkalkers tot de broodjesverkopers, van vaste kroegvrienden tot een peloton aan journalisten. Heb je een vraag aan Van Zweden, dan krijg je antwoord. Een groepje van vier jonge Engelse journalisten smult van alle gegunde speeltijd, terwijl een cameraploeg van de NOS achter in de wachtrij aansluit. We nemen plaats op de rode houten bankjes van de bescheiden Laakkwartier-tribune, gelegen langs een onwaarschijnlijk mooie grasmat.
“Het is complete gekte”, bevestigt Van Zweden. “Je wordt geleefd, maar dat wist ik toen we twee jaar geleden met Swansea naar de Premier League promoveerden. Ik zei toen tegen mijn vrouw: ‘Wijffie, ons leven gaat veranderen.’ Deze dagen in Nederland word ik bijvoorbeeld gevolgd door Voetbal International en ik heb interviews met het AD, de Telegraaf, Studio Sport, Eredivisie Live, noem maar op. Er zijn inmiddels vier mensen die een boek over me willen schrijven en in Engeland zijn ze bezig met een bioscoopfilm over de zes eigenaren van Swansea. Het is totale gekte.”
Van Zweden vervolgt: “Mijn vrouw vindt het prachtig, hoor. Je moet het zo zien: ik sta nog altijd vier dagen per week rolletjes behang te verkopen hier in Den Haag. En dan van vrijdag tot zondagavond vlieg ik naar Engeland. Ze gaat vaak mee. Ik kan moeilijk ieder weekend alleen weg gaan, dat zou een mooi verhaal worden.”
“Elf jaar geleden was de club op sterven na dood en hebben wij als supporters met wat kleingeld de club gered. Nu spelen we Premier League. Zeker de eerste twee jaar heb ik nergens in Swansea hoeven betalen voor m’n eten en m’n biertje, ze zien ons als de redders van de club. Gewoon door normaal te doen en je hersenpan te gebruiken kun je een eind komen.”
De toon is gezet. Zoals verwacht heeft John het hoogste woord. Met bravoure, zijn bijna doorzichtige lichtblauwe ogen en een ouderwets Haagse tongval staat hij ons uitgebreid te woord. In Nederland is hij de tourguide van de club. “Ja, hier doe ik alles.” Van Zweden laat een zeldzame stilte vallen en lacht: “Al die klotedirecteuren en de rest laten mij in m’n sop gaarkoken. It’s Johnny’s country, so Johnny is the one who sort it out. Joh, dat vind ik niet erg. Dat is het mooie van mij: ik doe hierbuiten verder weinig. Ik regel de tour en ik heb een goede band met de spelers. Eens in de twee weken hebben we op vrijdag een bestuursvergadering en klaar, dat is mijn werk. De koning laat zich niet kisten, zeg ik altijd zo.”
En wat de koning wil, gebeurt dus ook. “Wij zijn gewoon een mooie volksclub en zitten nu midden in volkswijk hier in Den Haag. We hadden ook naar Papendal of Zeist kunnen gaan, maar wij hebben besloten het gewoon op een regionaal plekkie te doen en dan vertrouwen ze mij blindelings toe dat het gewoon goed gaat. Zesde keer dat ik de tour doe en zes keer is het goed gegaan.”
Over naar de orde van de dag. Op deze woensdagmiddag wordt Wilfried Bony voor het eerst verwacht bij het Swanseagezelschap. Nog niet als speler, – de transfer werd pas donderdag officieel beklonken – maar Van Zweden voegt ons alvast toe dat de Ivoriaan waarschijnlijk wel uit de spelersbus zal stappen later die middag. Het is een flinke zak met geld die The Swans op tafel leggen. “Waar dat geld vandaan komt? Wij zitten allemaal in de drugs!” Van Zweden lacht aanstekelijk om zijn eigen grap. In werkelijkheid kwam het geld vooral binnen door een aantal knallende deals. Zo werd Joe Allen voor 17 miljoen pond verkocht aan Liverpool en heeft Swansea enkele trainers verkocht, in plaats van hen te ontslaan. “Wij hebben dus geen financiële regeling hoeven treffen, we verdienden er alleen maar aan.”
Hij vervolgt serieus. “Eigenlijk kan iedereen zien dat de Eredivisie een Mickey Mouse-competitie is. Dat is een simpel verhaal. Kijk Van Nistelrooij heb het schitterend gedaan. Die heb z’n doelpunten in Nederland en in Engeland gemaakt. Dan volgt een opsomming: Van Persie is geen spits, Kujt is geen spits, Kezman heb nooit meer gescoord en van Alfonso Alves weet niemand überhaupt waar hij uithangt. Ik zeg niet dat ik twijfels heb over Bony, want hij is een fantastische voetballer en geweldige doelpuntenmaker, maar de Premier League is iets anders dan de Eredivisie. Michael Laudrup denkt dat hij er 16 in gaat schieten. Als dat lukt ben ik een heel gelukkig mannetje. “
De Eredivisie vinken we af van ons lijstje. Maar Van Zweden raast nog even door. “Ik heb te allen tijden gezegd, en ik zal het altijd blijven zeggen: nooit, nooit, maar dan ook absoluut nooit zal ik een speler bij ADO weghalen om Swansea sterker en ADO zwakker te maken. Nooit van mijn leven zou ik dat doen. Sterker nog, dat kán ik ook niet doen, want ik ben een jongen van midden-noord, van vroegah, die gasten van toen gooien m’n ramen eruit, man.”
Loyaliteit is belangrijk voor Van Zweden. Hij is zelf loyaal aan ADO en verwacht dat terug van iedereen met wie hij werkt. “Maar door altijd maar loyaal te willen zijn ga je wel eens naar de klote. Neem Dorus de Vries bijvoorbeeld. We waren gepromoveerd en hadden net zijn salaris verhoogd. Wilde hij ook nog extra tekengeld. De voorzitter gooide gelijk de handdoek in de ring. Gaat hij naar Wolverhampton, degradeert-ie, degradeert hij vervolgens nog een keer en nu zit-ie twee leagues onder de Premier League.” Van Zweden steekt ironisch zijn duim op: “Nou, goed gedaan pik.” Het is een aardige jongen en ik ben blij voor hem dat hij kan gaan keepen bij Nottingham Forest, maar dat is toch te gek voor woorden?”
“Ik hoop nog 20 jaar eigenaar van Swansea te zijn of nog langer en dat mijn zoon het dan eventueel overneemt, weet je. Geld is voor mij nooit het belangrijkste geweest in mijn leven, ik ben absoluut anti-materialistisch.”
Van Zweden sluit af, er wachten steeds meer journalisten: “Ik loop gewoon in een trainingspak en op gymschoenen, het interesseert me geen flikker. Kijk, wij zijn natuurlijk hele vreemde eenden in de bijt, als je naar een van mijn collega-directeuren kijkt, dan denk je niet dat daar een directeur staat, maar een voetbalhooligan. Hij daar, met z’n kale kop.” Vanaf de tribune wijst de Hagenees naar zijn collega, die net in de kantine verdwijnt. Ook zijn collega verkiest het trainingstenue boven een driedelig pak. “In de bestuurskamer loopt hij altijd met zijn mouwen opgestroopt en dan z’n Swanseatatoering er onderuit. Vindt-ie mooi, dat maakt indruk.”