Voordat Facebook en Google je netwerken afschuimden om je er wekelijks aan te herinneren wie je allemaal kent of ooit contact mee hebt gehad en vriend mee kan worden had je ook al vriendschappen. Maar dan van de menselijke soort. Je voerde gesprekken niet via multimediale faciliteiten, je kreeg geen pushberichten op je Iphone als iemand jou iets wilde zeggen en ’s avonds bestond er geen verplichting van bedrijven jouw privé gesprekken door te geven aan de paranoïde veiligheidsdiensten wereldwijd. Met zo’n echte vriend, wij kennen elkaar al 25 jaar, vierde ik deze week ons jaarlijkse verjaardagsdiner in Utrecht. Iets minder luxe door de crisis, maar de traditie blijft.
Wat begon als een liftavontuur naar Hongarije via Polen in onze studententijd houdt nog steeds stand. Zo vluchtig als het leven is, kan je langdurige vriendschappen niet organiseren. Dat haalt het hart er uit. Als je de wereld over reist maken de tienduizenden vluchtige momenten van contact je juist bewust hoe prettig is dat sommige mensen altijd je vriend of vriendin blijven.
In een maatschappij waarin flexcontracten steeds dominanter worden kan de gedachte je overvallen in het komen en gaan van collega’s en anderen dat je niet meer bent dan een wegwerpartikel, een gebruiksvoorwerp. En omgekeerd. Waarom zou je sociaal nog in mensen investeren als ze mogelijk de volgende dag al weer vertrekken?
Die vriend is al een keer of vijf verhuisd, en de lastige dingen van het leven passeren niemand, dus vraag je je zelf soms toch af wat vriendschap zo bijzonder maakt dat je bij sommige mensen sneller blij bent dat ze een ander pad kiezen. Maar dat het bij ons niet zo is gegaan. Hij trouwde, woonde samen en ging weer scheiden, en is nu weer gelukkig met vrouw en kind. Ik vond veel banen vervelend, dus daar waren bazen niet altijd blij mee.
En hij, meer carrièregericht, moest het als dessert naast de gelukkige momenten maar weer aanhoren. Van de winst die hij maakte op de verkoop van zijn huis na de eerste scheiding trakteerde hij me op een reis van een maand naar Brazilië. Dat was reuze gezellig, dat kan ik u verzekeren. Ooit willen we nog naar Japan.
En hij maakte keer op keer promotie en heeft nu 675 man personeel. Wij zijn elkaar blijven volgen als trouwe honden en zeggen elkaar rechtuit de waarheid als dat nodig is. Inmiddels ben ik 47 en dus zo oud dat ik me de introductie van het antwoordapparaat nog kan herinneren. En vrienden delen na zoveel jaren levensgeheimen die niet in dit stukje passen.
De voorloper van de voicemail was een apparaat wat naast je vaste telefoon stond, waar je vrienden een boodschap in konden spreken als je niet thuis was. En dat werd op een minicassettebandje opgenomen. Als je thuis kwam knipperde er een lichtje en dan moest je blij zijn als je terug was dat jouw vriend of vriendin niet net de deur uit was.
Ik vind discussiëren met een grote verscheidenheid aan mensen leuk, het is niet overdreven te zeggen dat ik niet altijd de meest sociale mens ben. Zoals ik op momenten eeuwig door kan kletsen verlangt ieder individu ook naar afzondering. Dat zit in de menselijke natuur besloten, maar ik ben zo gehecht aan eenzaamheid dat ik kwaad wordt als ik geen uur van de dag voor mijzelf heb.
In vriendschappen was dat als mijn humeur het toeliet niet minder ernstig. Soms zette ik het apparaat aan als ik gewoon thuis was onder het motto ‘als iemand het niet belangrijk genoeg vind iets in te spreken heeft hij ook niks van belang te zeggen’.
Dat afstandelijke trekt een beetje bij als je ouder wordt. Je krijgt nu van zoveel kanten boodschappen opgedrongen, via je laptop, je tablet, je mobiel en ouderwetse poststukken sporadisch. Ooit had ik de droom, net als de volksschrijver Gerard Reve boeken met brieven aan vrienden te publiceren. Die worden niet meer geschreven. Je hebt geen andere keus dan er aan te wennen.
In de trein onderweg naar het restaurant en mijn vriend in Utrecht zaten tegenover mij twee bejaarde vriendinnen gezellig en beschaafd te converseren. Je kon moeilijk schatten of ze beide tachtig of misschien al honderd waren. De ene dame vroeg de ander hoe lang het ook al weer geleden was dat haar ouders waren overleden. ‘Dertig jaar’, zei ze, alsof het gister was.
Preciezer dan wat in die zin besloten ligt kan ik langdurige vriendschap niet beschrijven.