Ik lees vrij weinig opiniestukken en columns, omdat ik liever de voorkeur geef aan hard nieuws en achtergronden. Soms wil ik wat inhalen, dus kom ik ineens terecht bij een stuk van een paar weken of maanden terug. Zo ook bij de column van Filemon Wesselink van 6 juni jongsleden: ‘Zelfdoding’.
In zijn column stelt de BN(N)’er de vraag of je ‘boos’ mag zijn op vaders die zichzelf van het leven beroven – en daarmee dus hun kind(eren) achterlaten. Hij schrijft dat zijn gevoel meteen ‘ja’ zegt. “Zelf heb ik twee kinderen en voor mij is er met alle fantasie die ik heb (en dat is best veel) geen scenario te bedenken waarin ik mijn kinderen op die manier zou verlaten.” Vervolgens pent Filemon: “Nu moet ik daar wel bij aantekenen dat ik behept ben met een behoorlijk gelukkig bestaan en zijn zware depressies me gelukkig bespaard gebleven. Maar toch, als ik me bijvoorbeeld voorstel dat ik mijn huis, mijn baan en mijn vriendin plotsklaps zou verliezen en daarbij ook nog eens tot mijn nek verlamd raak, dan denk ik toch dat ik zou blijven leven voor mijn kinderen.”
Ik hoor wel meer mensen die al weten wat ze op een bepaald moment in hun leven wel of niet zouden doen. Zo heb je ook lui die beweren dat wanneer ze in ’42 hadden geleefd ze nooit joden hadden verraden. Nee, deze mensen weten zeker dat ze zelfs tegenover een opgefokte SS’er met een pokerface zouden blijven volhouden. Knap vind ik dat.
Het is natuurlijk heel akelig als je als kind vaderloos wordt. Nooit meer samen een balletje trappen. Nooit meer samen de ballen uit je broek lachen bij een cabaretvoorstelling. Nooit meer samen over de tieten van de nieuwe overbuurvrouw beoordelen. Nooit meer samen lachen, lullen en drinken; akelig moet het zijn. Ik kan er gelukkig niet over meepraten. Ondanks dat mijn angst voor een vreemdgaan-avontuurtje van mijn pa jaren geleden werkelijkheid werd, begrijp ik dat hij toentertijd zijn eigen keuzes heeft gemaakt. Leuk voor ons als gezin? Nee. Leuk voor hem? Hij lijkt gelukkiger dan ooit. Mensen maken keuzes. Soms liefdevol, soms keihard. That’s life.
“Kan je iets algemeens zeggen over vaders die zich van het leven beroven? Ik denk van niet”, schrijft Filemon vervolgens. Oh, huh, een ommekeer in zijn column. “Het feit dat we het ons niet voor kunnen stellen, zegt dat het hier om uiterst specifieke en persoonlijke situaties gaat. Bij mensen waar de tunnel stikkedonker en oneindig lang is. Die al een eeuwigheid geen lichtpunt aan het einde hebben ontdekt. Doorleven behoort niet tot de opties. Het is zo donker dat je zelfs je kinderen niet meer kunt zien.” Ondanks dat ‘stikkedonker’ geen Nederlands is; chapeau Filemon, goed alinea! Ik ben ‘t hier roerend met je eens.
Maar dan ineens, als slot: “En toch blijft er naast een verdrietig gevoel ook boosheid bij me over.” Boosheid op wie, Filemon? Boos op papa dat hij tijdens die zwoele, perfecte, liefdevolle huwelijksnacht niet had moeten rampetampen zonder jasje? Dat papa koste wat kost had moeten blijven leven, ook al zag hij zelfs geen levensgeluk meer in de ogen van zijn eigen dochtertje? Ieder mens beslist over zijn eigen leven. Een enkeling overkomt dingen waar je niet even overheen komt na een middagje koffiedrinken bij de psycholoog. Wil hij of zij dood, dan wil hij of zij dood. Kinderen of geen kinderen, huisdieren of geen huisdieren.
Bemoei je alsjeblieft niet telkens met andermans keuzes in situaties waar je zelf niet in verkeert. Moe word ik er van. Want als papa ineens gek wordt en zijn eigen gezin neerknalt, zeggen diezelfde mensen: “Bah! Had die klootzak maar meteen zelfmoord gepleegd.”