Weinig bands uit IJsland zullen er aan ontkomen, een vergelijking met Björk, Sigur Rós of Múm, zeker niet wanneer je debuut uitkomt op het label van de eerste, (gedeeltelijk) opgenomen is in de studio van de tweede onder supervisie van een van de kernleden van de derde. Dan zit je gebakken of ben je genaaid, net hoe de vergelijking uitvalt. In het geval van Samaris – u begrijpt het al, een band uit IJsland die aan voornoemde beschrijving voldoet – valt de affiliatie goed. De namen die de bio van de jonge band draagt, dienen meer als gedegen kruiwagen dan als stempel om de band weg te kunnen zetten.
Natuurlijk, het gebruik van het IJslands heeft ook bij Samaris het zelfde feeëriek effect als bij de landgenoten. Dat ligt echter meer in de invulling die wij als luisteraar zelf geven aan hetgeen we niet verstaan, dan een specifiek gemaakte keuze. Dat is net zo iets als dat vrijwel elke Nederlandse volkszanger voor buitenlanders als een brakende trol klinkt. Dat is de uitspraak van de gekozen taal in het gekozen muzikale palet (en de brakke teksten, maar dat verstaat een buitenlander gelukkig niet); ondraaglijk voor menig (buitenlands) muziekliefhebber, maar vast geen bewust doel van Jan Smit en andere audioterroristen in dienst bij de TROS (instituut van volksvernageling, vervlakking en verdere stupidisering) om de Volendamse ziekte zo verder over den lande te verspreiden.
Maar goed, bij Samaris valt die keuze dus positief uit. Sprookjesachtig en betoverend in een veld van elektropop, indietronic en elementen uit de eigen folktraditie. Opvallend én onderscheidend in het geluid is het prominente gebruik van de klarinet. Samen met de synthesizers en spaarse drumcomputers zet deze de toon voor een sterk eigen geluid, een kruising tussen Lali Puna, Styrofoam en het al eerder genoemde Sigur Rós.
Alleen daar waar Sigur Rós zes albums nodig heeft gehad om boos en donker te klinken, schuilt bij Samaris nu al achter elke noot een Volendamse volkszanger, klaar om een klein onschuldig meisje het donkere woud in te sleuren. Een behoorlijke prestatie voor het jonge trio dat met deze twee ep’s (op Samaris zijn de twee eerder in eigen beheer uitgebrachte ep’s samengebracht en aangevuld met remixen van o.a. Stubborn Heart) laat horen de nodige potentie in zich te hebben. De gespannen indietronics, de slepende klarinet en de combinatie met de IJslandse folk en literaire traditie (een aantal nummers zijn gebaseerd op traditionele poëzie) werkt, zelfs in de grovere versie van de eerste vier nummers, ijzingwekkend goed. Tel daarbij op de het trio het ook durft om een zekere jazzy speelsheid in de soundscapes te brengen en niet vreest om de bollende beats uit triphop en dubstep aan de nummers toe te voegen en je hebt een geheel eigen geluid. Zo eigen dat wellicht in de toekomst (na de komst van de eerste echte langspeler dit jaar) het onvermijdelijk wordt om een recensie over een IJslandse band te beginnen zonder (een van) de grote vier, Sigur Rós, Björk, Múm of Samaris.