Komkommertijd, de tijd van de onzinnige discussies over non-onderwerpen tussen non-deskundigen. Nu zijn het opeens de zogenaamd overvolle fietspaden die tot probleem gebombardeerd worden. Oorzaak: het mooie zomerweer in de vakantietijd. Snel toenemende aantallen onschuldige recreanten zouden het slachtoffer worden van de terreur van hardfietsers die zich individueel of in groepsverband manifesteren. Straks over wie nu eigenlijk de daders zijn en wie de slachtoffers. Eerst iets over die megadrukte op de fietspaden. Die is er namelijk niet.
Zelfs op de mooiste zomerdagen lijkt het drukst bereden fietspad meer op een spoortraject waar zoals bekend slechts sporadisch een trein voorbijkomt, dan op een autoweg waar het blik af en aan rijdt. Als het niet te koud en te nat is, vindt de potentiële recreatiefietser het namelijk alweer gauw te warm. Hij blijft thuis of stapt in zijn auto met airco. Op zich een zegen want het zijn juist de langzaamfietsers die de meeste problemen veroorzaken. Niet vanwege de overstelpende aantallen maar om hun mentaliteit en gebrek aan rijvaardigheid. Dan is zelfs één er algauw één teveel.
Wat ze snelle fietsers verwijten doen ze zelf: ze gedragen zich alsof fietspaden speciaal en uitsluitend voor hen zijn aangelegd, en dat een ander type gebruiker inbreuk maakt op hun alleenrecht. Ze zien altijd kans de hele breedte van het fietspad op te eisen. Als ze met zijn tweeën zijn, wat vaak het geval is, door stoïcijns hinderlijk naast elkaar te rijden zonder in de gaten te houden of ze het overige verkeer niet hinderen. Beetje lastig voor fietsers met meer pit, maar nog niet per se gevaarlijk.
Dat gevaar neemt snel toe als ze niet naast elkaar rijden, want ook dan slagen ze erin om beslag te leggen op de volle breedte van het pad. Een langzame fietser heeft namelijk weinig op met koers houden. Bij ervaren hardfietsers gaan alle alarmbellen rinkelen als ze er eentje in het vizier krijgen. Ze weten dat je een langzaamfietser in het wild niet als redelijk denkend en handelend mens kan beschouwen, en dat de enige werkbare optie is hem als obstakel te behandelen, als een betonnen paaltje in het wegdek.
Om een obstakel moet je heen rijden. Zo ruim mogelijk in dit geval, al is het nog geen garantie op een goede afloop. Want van een paaltje weet je zeker dat het een seconde later nog op precies dezelfde plek staat, van een langzaamfietser kan je dat alleen maar hopen dat hij rechtdoor blijft rijden. Binnen een seconde kan hij zonder enige aanwijzing vooraf van rechts naar links schieten. Kan zijn dat hij wil afslaan, wat nog enigszins te voorzien valt. Maar vaak is ontbrekende stuurmanskunst en gebrek aan aandacht de oorzaak van wonderlijke manoeuvres. Als zijn fiets een e-bike is, in het referentiekader van een langzaamfietser is dat een Ferrari, zijn de gevolgen nog lastiger te overzien.
Maar het is niet alleen onkunde, het is ook onwil. Als twee langzaamfietsers naast elkaar de doorgang blokkeren is hun medewerking vereist om erlangs te kunnen. Als het na herhaald bellen of roepen eindelijk tot ze doorgedrongen is dat ze ruimte moeten maken voor snellere fietsers (waartoe ze overigens verplicht zijn) doen ze dat nogal eens met onverholen tegenzin. Alsof het een gunst is die ze verlenen omdat ze feitelijk in hun rechten geschonden worden. Misschien om dat waanidee in te peperen maken ze een dergelijke manoeuvre onnodig ingewikkeld, en nemen ze er ruim de tijd voor.
Een snelle fietser is in het schootsveld van die langzame medefietsers dus aan de heidenen overgeleverd en weet dat hij volledig op zichzelf is aangewezen. Hij let op voor vier. Voor zichzelf, voor het ongeleide projectiel dat omzeild moet worden, en dat nog eens vermenigvuldigd met een factor twee omdat hij twee keer zo hard rijdt als een langzaamfietser en dus verder vooruit moet denken. Rijden ze in een groep dan waarschuwt degene die op kop rijdt degenen die erachter rijden voor naderend onheil. Kom daar eens om bij een peloton senioren. Maar ondanks de voertuigbeheersing en de oplettendheid van de snelle fietser gaat het toch weleens mis bij een confrontatie. En dan gaat er algauw een langzaamfietser tegen de grond, hopelijk zonder anderen in zijn val mee te slepen. In verreweg de meeste gevallen roepen trage fietsers onheil dus over zichzelf af, maar zo zien ze dat zelf niet. Er is altijd die ander die je verwijten kan maken.
Wie zijn dat nu eigenlijk, die langzaamfietsers? Whatsappende scholieren met oortjes in (die er dus bewust voor kiezen het verkeer te negeren) en bejaarden die van zichzelf half (of helemaal) doof zijn (meestal mannen) hebben veel gemeen. Ze weten niet beter of in je eigen cocon leven is normaal. Eigenlijk nog erger is de grote groep langzaamfietsers die geen enkel excuus heeft, die het zonder aanwijsbare beperkingen moet doen zoals jeugdig onbenul of ouderdomsgebreken. Maar het resultaat is hetzelfde. Als categorie zijn zij het probleem, niet de hardfietsers of het mooie vakantieweer. De oplossing is in beginsel simpel: Een streng fietsexamen. Dat zal ze van de straat houden, want ze halen het nooit.