Jarenlang was de Europese Unie een onderwerp waarover in politiek Den Haag consensus bestond. Partijen waren pro-Europees, wilden meer Europese integratie en waren eensgezind voor de overdracht van bevoegdheden naar Brussel. In het boek Verloren consensus van Anjo Harryvan en Jan van der Harst wordt het parlementaire debat over Europa tussen 1945 en 2013 beschreven. Volgens de auteurs is de laatste decennia een einde gekomen aan de jarenlange consensus over Europa. Maar is dat wel zo? En waar bestaat die consensus dan uit?
De aanvankelijke consensus over Europese samenwerking is makkelijk te verklaren uit de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog. Er moest gebouwd worden aan meer stabiliteit in Europa, er moest een oplossing komen voor het Duitse probleem en het oprichten van samenwerkingsverbanden leek een goede manier om zowel oorlog af te wenden als Europa sterker te maken. Harryvan en Van der Harst geven een beeld van deze periode: er was wel discussie over Europa, maar uiteindelijk was vrijwel iedereen het eens dat er samenwerking moest komen.
In de beginjaren was weerstand tegen Europa een marginaal fenomeen. Alleen de SGP en de Communistische Partij (CPN) stemden tegen de verdragen die in Parijs en Rome werden gesloten. Alle grote partijen waren ervoor: VVD, PvdA en de voorlopers van het CDA. Weerstand tegen Europa was alleen aanwezig bij partijen aan weerszijden van het politieke spectrum. Het politieke midden was voorstander van Europa.
De suggestie uit de titel van dit boek is dat deze situatie is veranderd. Uit het stemgedrag van de partijen over Europese verdragen blijkt echter dat er niets is veranderd: de flanken van het politieke spectrum zijn kritisch over Europa, maar de middenpartijen zijn nog steeds voor. Kijk naar het stemgedrag bij de verdragen van Nice (2000), Rome (2004) en Lissabon (2007): CDA, PvdA, VVD, D66 en GroenLinks waren voor. De SP, LPF, PVV en Partij voor de Dieren zijn steeds tegen geweest. De ChristenUnie was meestal voor (behalve in 2004), de SGP meestal tegen (behalve in 2000).
Rond Europa is er weinig veranderd: de flanken zijn kritisch, de middenpartijen zijn voor. Eurosceptici leggen wel meer dan ooit gewicht in de schaal omdat de partijen aan de flanken van het politieke spectrum meer aanhang hebben verworven dan vroeger. SGP en CPN waren vroeger marginaal, maar dat kunnen we van de SP en PVV niet zeggen. Toch blijft Europa-kritiek beperkt tot partijen die zich aan de flanken van het politieke spectrum begeven. Vooral de consensus onder de bevolking nam dus af: zij gingen vaker op Europa-kritische partijen stemmen. Maar het politieke midden is nog even eensgezind als ooit tevoren.
Wat is het kenmerk van die eensgezindheid? Hoewel ruim 300 pagina’s over het parlementaire debat over Europa misschien wat veel is, is dit boek leerzaam omdat het een belangrijk patroon laat zien: niemand is gelukkig met Europa. Of partijen nou kritisch of enthousiast zijn, ze konden zich eigenlijk nooit echt in Europese verdragen vinden en vonden deze hooguit werkbare compromissen. Niemand is enthousiast want Europa gaat altijd te ver of niet ver genoeg. De eerste parlementariër die een Europees verdrag perfect vindt, moet nog gevonden worden.
Niet zo gek dus dat burgers massaal kritischer zijn geworden op Europa. De politieke elite is dat in feite al langer, zelfs onder middenpartijen, al stemmen zij uiteindelijk altijd voor meer integratie.
Chris Aalberts is auteur van Achter de PVV: waarom burgers op Geert Wilders stemmen.