Rebecca en ik waren samen. Heel erg samen. We deelden een kamer in een studentenhuis aan de rand van de Jordaan, waar we de spaarzame kubieke meters dagelijks vulden met onze liefde voor elkaar. Rebecca was een in Wassenaar geboren aanstaand arts, of onderzoeker, dat wist je nooit van tevoren natuurlijk, maar ze werkte hoe dan ook gestaag toe naar iets academisch. We deelden een tafel, twee stoelen, een bed en een diepgewortelde liefde voor Pearl Jam.
Ik nam mijn studie minder serieus dan Rebecca; dat was zelfs mijn voornaamste reden geweest om voor literatuurwetenschap te kiezen. Al ruim voor het einde van het academisch jaar wilden Sjoerd en ik voor minstens een maand naar de Provence, om te klimmen. Rebecca ging niet mee. Ten eerste had ze nog een essay in te leveren en ten tweede was voor haar de lol van het klimmen verdwenen na een gemene val een jaar eerder in de Alpen. Als ze had geweten dat ik nog dezelfde week Jenna zou ontmoeten, zou ze me vast hebben verboden te gaan, of wellicht de nacht voorafgaand aan vertrek mijn piemel hebben afgesneden, gewoon, uit voorzorg.
Camping La Vallée Heureuse in het gehucht Orgon was in de loop der jaren een tweede thuis geworden. De vervallen camping lag in een idyllisch dal met een diep bergmeer, omsloten door steile wanden van ruwe kalkrots. Dankzij die rotsen was het een regelrecht paradijs voor de internationale klimgemeenschap.
Marie-Claire beheerde het basiskamp. Een verlegen Française, wier mooie gezicht werd ontsierd door een vrij prominente snor. De winters woonde ze in Bordeaux en in de zomer kwam ze naar de Provence om de camping van haar oom te bestieren.
Ze was al drie jaar smoorverliefd op Sjoerd, sinds hij haar in een aangeschoten bui midden in de nacht had meegenomen om haar te leren klimmen op de Pointe de la Découverte. Sjoerd brak die nacht een middenvoetsbeentje en in Marie-Claire ontwaakte een sluimerende Florence Nightingale. Sjoerd werd verbonden, ondersteund, volgegoten met zoete wijn en voor wat resteerde van de nacht en de volgende weken bereden door Marie-Claire – in dit geval dan de amazone in haar. Sindsdien begon de lente voor Marie-Claire op de dag dat Sjoerd de camping kwam oprijden en dat was meestal pas laat in juni.
We hadden het plan opgevat om dat jaar een nieuwe klimroute te openen. De keuze viel op secteur Babylone, een veertig meter hoge wand op een paar minuten klimmen vanaf het bergmeer. Het uitzicht moest er spectaculair zijn. Bij de plaatselijke Decathlon kochten we boorhaken, een handboor en een hoop los materiaal voor tijdelijke zekeringen. Een beetje klimmen op maagdelijke rots, een paar uurtjes boren en onze namen zouden worden vereeuwigd in de topo – een gidsboekje met klimroutes – van een van ’s werelds meest bezochte klimgebieden.
We bekroonden een dag vol voorpret, die gepaard ging met het doen van de noodzakelijke inkopen, met een calorierijke pastamaaltijd. De schemer viel in met het licht euforische gevoel dat dit een perfecte vakantie zou worden, en als ik Sjoerd toen niet had aangeboden te helpen met de afwas, zou er wellicht ook niets fout zijn gegaan. Maar ik hielp Sjoerd wél met de afwas, en ineens stond ze daar, naast ons in de wasruimte, met een teiltje vaat. Ze had het nog niet in de wasbak gezet, of ik betrapte mezelf erop dat ik koortsachtig zocht naar de beste openingszin ooit. Maar er kwam niks, en toen ze verlegen naar ons glimlachte, wist zelfs Sjoerd geen stom woord meer te zeggen.
‘Godskolere’, was het enige wat ik kon uitbrengen. Weer glimlachte ze verlegen.
‘Ich heiße Jenna’, antwoordde ze.
Morgen deel 2: De wedstrijd.
Tim Notten werkt aan een boek en blogt onder meer op zijn site www.bezijdendewaarheid.nl. Hij is te volgen op Facebook en op Twitter.