“Geert is groter dan Mohammed, de kleuterneuker. En Geert is groter dan Allah, de halvemaandemon. En, zoals iedereen weet zijn Arabieren fervent kontenbonkers. En ze neuken kleine jongetjes, dat is normaal in hun cultuur.” Was getekend: Robert de J., die zijn uitspraken bijna twee jaar geleden in de VPRO-documentaire Wilders The Movie deed. Een getroffen kijker stapte naar de politie, deed aangifte en het Openbaar Ministerie besloot over te gaan tot vervolging. Aanklacht: strafbare belediging van een groep mensen op grond van ras. Vandaag werd de zaak inhoudelijk behandeld op de rechtbank Amsterdam.
Verdachte Robert de J., was zelf niet aanwezig. Volgens zijn advocaat mr. Appel verblijft hij momenteel in het buitenland, verbolgen over de strafzaak die tegen hem gaande is. “Cliënt stelt dat gepoogd wordt hem monddood te maken. Weliswaar geeft hij toe dat zijn woordkeus wellicht als ‘ongenuanceerd en provocerend’ kan worden opgevat, maar zijn bedoeling is de discussie rond homofilie en pedofilie in de Arabische wereld aan de kaak te stellen. Dat doet hij met uitspraken die in zijn ogen de waarheid raken.”
Een maatschappelijk debat op gang brengen, dat zou de insteek van Robert de J., zijn geweest. De officier van justitie sprak in formeel gewogen woorden dat hiervan geen sprake was. “De vrijheid van meningsuiting in Nederland is een groot goed, maar daarin past geen ongefundeerde kritiek op basis van niets, behalve van vooroordelen over groepen mensen die alleen vanwege hun afkomst worden weggezet in onze maatschappij. Het Wetboek van Strafrecht wil geenszins de discussie voorkomen, maar deze grove uitspraken dragen op geen enkele manier bij aan het maatschappelijk debat, ze drijven slechts een wig tussen verschillende groepen in Nederland.”
Is de wet overtreden of mocht Robert de J. zijn waarheid verkondigen? Sterker nog, in hoeverre sprak Robert de J. eigenlijk de waarheid? Historica – en specifiek kenner van de Arabische geschiedenis – mevrouw Allan werd als deskundige door de partijen in de rechtszaal ondervraagd.
“Het leven van de profeet Mohammed geldt als een bron van het Islamitisch recht en bestaat naast de Koran. In de Arabische wereld is corruptie geen ongewoon verschijnsel en mensen grijpen voor zekerheid en gezag vaak terug op religie, waarbij het voorbeeld van de profeet gevolgd moet worden. Dat is hun leidraad. In het algemeen wordt verondersteld dat Mohammed een zesjarig meisje trouwde, waardoor mensen pedofilie zouden kunnen vergoelijken. Formeel is het niet toegestaan, maar zeker in gebieden waar de overheid zich nauwelijks laat zien komt het in de praktijk wel voor.”
De schriftelijke neerlegging van de gewoonte van de profeet; het is volgens Allan een mythologische rechtsbron. Maar op de vraag of hieraan ontleende pedoseksualiteit ‘normaal’ is, zegt ze: “Het is moeilijk vast te stellen op welke schaal deze handelingen plaatsvinden. Het gebeurt onder de oppervlakte, het wordt aan het zicht onttrokken. Ik kan geen exacte cijfers geven, maar het is in ieder geval niet zo dat je er per definitie voor wordt vervolgd.”
De officier van justitie lichtte op haar beurt toe waarom de uitspraken over Arabieren als groep wel degelijk strafbaar zijn, ongeacht de constatering dat pedofilie mogelijk in bepaalde gebieden wordt gedoogd.
“Wie Arabieren als groep het etiket opplakt van fervent kontenbonkers die graag kleine jongetjes neuken, brengt de totale groep nodeloos en indringend in diskrediet. Het onnodig grievende karakter is duidelijk voor de objectieve Nederlander, zodoende is aan de opzet van belediging ook voldaan. Robert de J. liet zich niet uit in het kader van een maatschappelijk debat, sterker nog; er is mijns inziens helemaal geen debat over Arabieren. Arabieren zijn ook christenen of atheïsten, maar over de religie gaat het nu niet. Robert de J. doelt op 280 miljoen Arabieren en hij draagt op deze wijze niets bij aan welk debat dan ook.”
Zodoende kwam de officier van justitie tot een zelfbenoemde “milde eis” van 500 euro geldboete.
Raadsman mr. Appel counterde met een kunstgreep: zijn cliënt zou niet hebben geweten dat zijn uitspraken in het interview voor de camera op nationale televisie zouden worden uitgezonden en dus in het openbaar werden gedaan. Althans, zo veel bleek uit het strafdossier. “In de stukken lees ik niet dat mijn cliënt wist dat hij in een documentaire van de VPRO zat. Heeft de interviewer verteld dat zijn uitspraken op televisie zouden worden uitgezonden? Of was het een reportage in eigen beheer? Een interne campagne voor de partij van Wilders? Cliënt wilde slechts eenmalig zijn mening geven en hij baalt er van dat hij via internet is terug te vinden. Er is geen onderzoek gedaan naar deze achtergrond, derhalve is het dossier onvolledig en verzoek ik tot vrijspraak.”
Mocht dit verweer niet slagen, dan blijven de pijlers ‘maatschappelijk debat’ en ‘vrijheid van meningsuiting’ volgens Mr. Appel nog altijd overeind. “Cliënt ziet niet in op welke manier onschuldige Arabieren zich aangesproken voelen, hij wil echter de discussie opstarten en hoopt dat mensen die zich wél aangesproken voelen de hand in eigen boezem steken. Zouden de christelijke of niet-gelovige Arabieren zich aangesproken voelen? En los daarvan; belediging kan ook onder de vrijheid van meningsuiting vallen.”
De officier van justitie wilde nog even terugkomen op de wetenschap van de uitzending op nationale televisie. Robert de J. zou dit wel geweten hebben, omdat hij in samenspraak met de documentairemaker over de selectie van fragmenten sprak.
Mr. Appel: “Dit blijkt niet uit het dossier.”
De uitspraak volgt over twee weken.