“Je had het gevoel dat je alles aankon. De toekomst zag er rooskleurig uit. Things were going up instead of going down.” Aan het woord is David Lynch. Met The Big Dream herbeleeft hij de tijd waarin hij opgroeide. Als muzikant.
Wie zijn films heeft gezien weet dat David Lynch een preoccupatie onderhoudt met de jaren vijftig, het tijdsgewricht van hoop en voorspoed. Kleding, kapsels en decors in de serie Twin Peaks zijn geïnspireerd op de jeugdjaren van de regisseur; Blue Velvet begint met beelden van een maagdelijk wit hekwerk in een aangeharkte “bedroom community”.
Tussen 1950 en 1960 trokken steeds meer Amerikanen naar dergelijke slaapwijken, in de volksmond ook wel suburbs genoemd. In dezelfde film playbackt een van de personages Roy Orbison die, net als Elvis Presley, zijn eerste platenopnamen in de Sun studio van Memphis maakte. Destijds het epicentrum van de opkomende rock ‘n roll.
De in 1946 geboren Lynch staart zich niet door een hippe retrobril blind op het tijdvak, dat achteraf de aanloop vormde voor politieke spanningen en sociaal-maatschappelijke onrust. “Wat we niet wisten was dat we toen de basis legden voor een desastreuze toekomst. Natuurlijk waren er problemen, maar op de een of andere manier werden die verbloemd. Vervolgens brak de glans eraf, waardoor alles bedierf en uitlekte”.
De hoes van The Big Dream toont een door een bliksemschicht geschrokken, achterover tuimelend mannetje.
De reacties op het album zijn hier en daar opmerkelijk negatief. Pitchfork zoekt een vergelijking met Crazy Clown Time, de vorige plaat van Lynch die op momenten beslist iets van ingehouden gekte kent. De opvolger is “weinigzeggend, bezit geen nieuwe ideeën, verrassingen of momenten van herkenning”.
De Volkskrant gaat een stapje verder: “Het album had net zo goed niet gemaakt hoeven worden. Het is allemaal niet donker en duister genoeg. En de liedjes die hij praatzingt zijn ook nauwelijks de moeite waard.”
Wat is The Big Dream dan wél? Losjes associërend op de film noir die tegen het einde van de jaren vijftig op zijn einde liep, dringt Lynch niks aan ons op dat expliciet en tastbaar is. The Big Dream is meer schemer dan daglicht, meer schets dan song. Evenals in zijn films laat hij heel wat aan ons voorstellingsvermogen over. Kom daar maar eens om bij de gemiddelde popplaat van tegenwoordig.
Alsof het de gewoonste zaak van de wereld is, en vintage Lynch is nou eenmaal het onbenoembare benoembaar maken, voegen hij en zijn handlanger Dean Hurley (beroep: filmgeluiddesigner) naadloos de muziek van toen aan de klank van nu. Een vertragende galm, typisch voor opnamen in de Sun studio, op moderne, rafelige beats; de ‘twang’ van de elektrische gitaar herinnert aan de rockabilly, maar zodra de mangel van effectpedalen erover heen gaat, ontstaan er improvisaties die je eerder associeert met ambientmuziek. Duane Eddy aan de valium.
Nee, dan de teksten. Het veelvuldig herhalen van nogal wat ultrakorte zinnetjes lijkt vooral bedoeld het sjabloongehalte ervan te benadrukken. Bestond de inhoud van de gemiddelde jarenvijftig popsong ook niet uit louter clichés? Herkenbaar zijn hooguit enkele flarden die in de buurt komen van hét thema van de popmuziek: de verloren of onbereikbare liefde.
Curieus is de zang. Ondanks, of misschien wel dankzij een elektronische vervorming, bezit de stem van Lynch een weemoedig gevoel van gemis en verlangen. Een verlangen naar wat ooit was en nooit meer terugkeert. Het wrange besef dat het verlangen zo’n beetje het enige is dat de grote droom heeft opgeleverd. “The line it curves, a certain way, bend back to the start”, zingt Lynch misschien wel tegen beter weten in. In het boekje bij de plaat lezen de songtitels als hardop gedroomde neonletters tegen een achtergrond van schimmige objecten. De songs knipperlichten heden en herinnering, verleden en verbeelding.
Over zijn werk heeft David Lynch nooit veel uitleg verschaft. Van het commentaar dat hij via Spotify op The Big Dream geeft steek je, behalve wat voorzetjes, niet al te veel op. Voorlopig moeten we het doen met dit oude interviewcitaat: “Ik ben een schilder, ik hou ervan wanneer mijn schilderijen korte verhalen bevatten, met muziek gaat het op dezelfde manier.”
En toch. Ook bij Lynch kruipt spreekwoordelijk het bloed. De woorden ‘say it’ in het gelijknamige nummer worden zo vaak herhaald dat je alsnog een louche figuur uit een van zijn films ziet opdoemen.
Interviewcitaten:
Chris Rodley – Lynch On Lynch (Faber And Faber, 1997)
Eddy Lawrence – David Lynch (www.shortlist.com, 2013)
Randy Lewis – Exclusive: David Lynch unveils his new album The Big Dream (Los Angeles Times, 2013)