Toen ik vorig jaar verplicht acht dagen aan de Spaanse costa moest vertoeven, had ik er natuurlijk voor kunnen kiezen om een boek te lezen met een willekeurige designer in de titel verwerkt. Deed ik niet, want ik las er een van de hand van Peter d’ Hamecourt. Gewoon daarom.
Voor degene bij wie de herinnering aan D‘Hamecourt een beetje is vervaagd: hij was de man die misschien wel de meest opwindende tijd uit de Russische geschiedenis mocht verslaan voor de publieke omroep. Dat verslaggeven deed hij in mijn herinnering immer met een olijke Russische bontmuts op zijn hoofd.
Goed, ik las dus een boek van hem over Moskou waar het -30 was terwijl ik met plus 30 op het strand lag. Het leerde mij allerlei dingen die ik nog niet wist, zoals dat wel vaker het geval is als je iets leert. Zo wist ik voor die acht dagen nog niet dat er zoiets bestaat als een michalka (zwaailicht) dat je als rijke Rus kan aanschaffen en op je auto kan zetten. Dit geldt dan als een vrijbrief om alle verkeersregels aan je laars te lappen. Wat ik ook niet wist is dat meneer D’Hamecourt geen liefhebber is van de Oost-Europese keuken. Hij beschreef stukjes orgaanvlees drijvend in vet, dito aardappels en verder zo’n beetje al het andere dreef ook steevast in een dikke laag vet.
Dat laatste vond ik een beetje raar. Want hoewel ik niet bekend ben met de Russische keuken, zijn mijn ervaringen met eten uit het oosten heel anders. Op feestjes van vrienden uit het voormalig Joegoslavië of Oekraïne is eten altijd een centraal iets. Zeg maar letterlijk, want het is meestal zoveel dat je eerst langs het eten moet als je je wil verplaatsen.
De meeste gesprekken die ik voer draaien na een half uurtje over Karadzic en Mladic te hebben gepraat ook altijd uit op eten. Het eten dat nimmer drijft in vet en nooit alleen aardappel is. Er is meestal ook behoorlijk wat vlees en gebak. En dat gebak, dat is het beste van de wereld, althans, als je van zoet tot heel zoet houdt. Van de Baklava (oorspronkelijk Turks), de fruittaarten en chocovariant springt het glazuur spontaan van je tanden, maar dat is het allemaal waard.
Het beste dat me op taartgebied ooit is overkomen op zo’n feestje is de Dobos taart. Ziet er fantastisch uit en zo smaakt het ook. Het enige nadeel is dat ik al vrij snel besefte dat ik deze taart nooit tot een goed einde zou kunnen brengen als ik het zelf zou proberen. Dit omdat de vrouwen die de Dobos geboren hadden laten worden een hele rits ingrediënten opnoemde en erbij vertelde dat je er zeker een dagdeel voor moet uittrekken om dit chocoschatje van zes lagen te maken. Ik ben niet goed met gebak met meer dan drie benodigdheden en meer dan een uur geduld heb ik ook niet, dus de Dobos is out of my league, zeg maar. Mocht je nou wel heel goed in bakken zijn en in het bezit zijn van een flinke dosis tijd en engelengeduld, dan zou ik gewoon de volgende dingen snel in huis halen en beginnen.
Bescuitbeslag
– 6 grote eieren op kamertemperatuur, gesplitst
– 150 gram poedersuiker
– 130 gram bloem
– mespuntje zout
Chocoladecreme
– 115 gram pure chocolade
– 300 gram roomboter op kamertemperatuur
– 2 eetlepels cacaopoeder
– 125 gram poedersuiker
– 1 theelepel vanille-extract
Caramelglazuur
– 1 theelepel boter
– 150 gram suiker
– 2 eetlepels vers citroensap
Omdat het recept van de Dobos niet in een paar woorden samen te vatten is, raad ik je aan om in de zoekbalk van ons aller Google ‘Dobos taart recept’ in te voeren. Of gewoon te klikken op deze link.