Ik sta op station Haren. Mijn moeder en mijn broer staan bij me, om me uit te zwaaien. Vanochtend besloot ik dat deze groene jurk/tuniek onder de noemer ‘jurk’ valt, wat als gevolg heeft dat je er geen legging of broek onder doet.
‘Veel te kort’, becommentarieert mijn moeder die weer in haar oude rol vervalt.
‘Nou en’ antwoord ik, omdat ook ik in mijn oude rol verval.
In de verte nadert te trein. Mijn moeder, broer en ik kussen elkaar ten afscheid. Twee oudjes die ik al arm in arm zag staan met het gezicht gericht op het Noorden, stappen ook in. De vrouw schat ik eind tachtig. Ze heeft geen knot maar dun grijs haar, dat ze tot schouderhoogte heeft. Ze loopt moeizaam maar dapper. De man is ongetwijfeld tegen de honderd. Misschien had hij vroeger een jonkie aan de haak geslagen, met zijn vrouw. Nu zijn ze beiden oud. En in de ouderdom is iedereen gelijk. Manmoedig prikt hij de stok voor zich uit. Bij iedere stap leunt hij er zwaar op. Als een soort polsstokspringer die maar niet tot een sprong komt. Aan zijn andere arm steunt hij op zijn vrouw. Zij draagt ook de tas. Nog net op tijd voor de deuren dichtklappen, zijn ze naar binnen.
Ik zwaai uit het raam naar mijn moeder. Mijn broer rent nog een eindje met de trein mee. Dat doet hij altijd, al is hij in de dertig. Het heeft iets liefs. De oude mensen zitten aan de andere kant van het gangpad.
‘Wil je ook je boek?’ vraagt de vrouw.
‘Nee, doe maar de krant,’ zegt de man. De vrouw geeft hem het Dagblad van het Noorden. Beiden beginnen met lezen. Soms kijken ze een poosje uit het raam.
‘Kijk, een boomkwekerij,’ zegt dan de man.
‘Ja, mooi he,’ zegt de vrouw. Ze lezen weer door.
Vredig. Harmonieus.
Ik zou aan willen schuiven en willen vragen: Waar gaat u naar toe? Hoe lang bent u al samen? Heeft u kinderen? Heeft u daar goed contact mee? Hoe ging dat met opvoeden toen het tieners waren? Had u altijd al een goede relatie? Hoe ging u met crises om?
Wat was uw werk? Wat heeft u vooral van het leven geleerd? En nog veel en veel meer. Ik zou naar ze willen luisteren, naar alles wat ze konden vertellen, naar hun levenservaring. De hele reis lang. Maar ik vraag niets. Het zou hun tweezaamheid verstoren.
‘De IJssel staat laag’, zegt de vrouw.
‘Inderdaad, hij is smal,’ zegt de man. Ze kijken samen uit het raam. Lezen na een poosje weer verder.
In Utrecht moeten we er allemaal uit. Omstandig gaan ze staan, de vrouw als iemand die hoogzwanger is en van diep uit de bank omhoog moet komen, de man nog moeizamer. Ik zie nu aan zijn mond dat hij pijn heeft. Ik pak de tas van de vrouw aan. We maken een kort praatje. Ze gaan naar hun kleindochter en achterkleinkinderen, vertellen ze. Ze moeten nog een eindje met de bus, het is in Bunnik.
“Mooie groene jurk heeft u aan,” zegt de vrouw met een guitige blik in haar ogen. Buiten gaan we allemaal ons weegs. Bij de roltrap trek ik achter aan mijn jurk die misschien eigenlijk een tuniek is, want hij is toch wel kort. Ik kijk nog een keer om. Op het perron zie ik het oude stel schuifelen, arm in arm, de man prikkend met zijn stok.
Marieke van Willigen is onderzoeksjournalist met een passie voor jurken. Meer jurken op Jurken van Maria. Meer Marieke op haar blog en haar website.