Gisteren bekende de eerste Nederlandse politieke partij kleur inzake Syrië. Volgens de fractievoorzitter van GroenLinks, Bram van Ojik, is een militaire optie bittere noodzaak. Allemaal leuk en aardig, maar wat kan Nederland eigenlijk doen? Of, als we de situatie breder trekken: wat kan een eventuele coalitie daar eigenlijk doen?
Wat men ook moge vinden van de rode lijnen die door Obama zijn uitgezet, ze zijn nu eenmaal getrokken en daarmee onderdeel van een politieke realiteit. De Amerikanen zullen er naar moeten handelen, anders zal hun geloofwaardigheidsprobleem in de regio alleen maar erger worden. Dat kan het Westen zich niet veroorloven, omdat de ‘klassieke instituties’ zoals de VN, maar ook de NAVO internationaal toch al steeds minder serieus genomen lijken te worden. De VN-Veiligheidsraad werd al vaker door de Verenigde Staten gepasseerd en nu gaan ook in Europa stemmen op om militair in te grijpen in de Syrische burgeroorlog. Omdat de permanente leden China en Rusland dwarsliggen zal dat wederom buiten de Veiligheidsraad om moeten gebeuren. Voor Nederland – als directe steun door ons geleverd gaat worden – zal dat behoorlijk nieuw terrein zijn: de inval in Irak steunde Nederland immers alleen politiek, niet militair. Ons land is normaliter gewend om te wachten op groen licht van de VN. Zodra zij een fax naar de NAVO sturen dat die wat hen betreft ‘wat’ mag gaan doen, kunnen zij aan de slag. We zullen een mogelijke inmenging in de Syrische opstand hier bekijken volgens drie scenario’s: via de VN Veiligheidsraad, ingrijpen buiten de VN Veiligheidsraad om, of (en ons advies) de zaken wat pragmatischer bekijken.
Mocht de VN Veiligheidsraad groen licht geven, dan zal eerst moeten worden bekeken ‘wat’ we eigenlijk in Syrië willen gaan doen. De eindsituatie moet namelijk glashelder zijn – bij voorkeur ditmaal inclusief exit strategy. De bijdrage die Nederland kan leveren moet gezocht worden in de hoek van bevoorradingsschepen, radarcapaciteit van LCF’s en – als naast bombardementen met kruisraketten ook gebombardeerd gaat worden met vliegtuigen – Air-to-Air-refueling (KDC-10, als die het doet tenminste). Mocht de situatie zo zijn dat ingrijpen in NAVO-verband gaat gebeuren, dan is het dus nog maar de vraag of Nederland überhaupt kan meedoen met bombardementen. Bombardementen zijn gefaseerd opgebouwd (via doeleinden, goedgekeurd door de NAVO): zo begint men bijvoorbeeld met bruggetjes, wegen en militaire doelen en eindig je met (bijvoorbeeld) het paleis van Assad. Het niveau van onderhoud is door de bezuinigingen niet optimaal, en het is wel zo handig als gedropte bommen ook daadwerkelijk afgaan. Hetzelfde probleem komt om de hoek kijken bij de Luchtmacht: deze heeft in een korte periode relatief vaak op moeten treden met weinig middelen. Het krijgsmachtonderdeel is hierdoor overvraagd. Daarnaast zal Nederland niet zo snel de laatste fase (bombarderen paleis) aangrijpen. Blijft dus over de middelste fase, want voordat Nederland zich kan mengen in een luchtcampagne dienen de Amerikanen eveneens eerst de luchtverdediging uit te schakelen.
Waarom bombardementen? Omdat het een goed middel is dat zonder teveel politiek kapitaal, militaire risico’s of langdurige voorbereiding kan worden toegepast. Daarnaast heeft Nederland natuurlijk een mooie batterij Patriots bij de Turkse grens staan. Momenteel kunnen die van alles, maar mogen helemaal niets: het mandaat is om Adana te beschermen tegen ballistische raketten (met de PAC3). Ze zijn uitermate goed geschikt voor de implementatie van een no-fly-zone, maar aangezien deze er momenteel niet is, dienen de raketten militair-strategisch geen direct doel. Politiek-strategisch bestaat dat doel uiteraard wel: het feit dat ze er namelijk staan, geeft het signaal af dat ze ooit wel eens gebruikt zouden kunnen worden. Behalve bombarderen, zou Nederland dus ook het aangewezen land kunnen zijn om actief deel te nemen aan het handhaven van een no-fly-zone. Let wel: de Patriots zijn in dit geval effectief in te zetten tegen vliegtuigen. Als we bijvoorbeeld de stad Aleppo willen beschermen kan dat vanaf NAVO grondgebied (Turkije) alleen tegen bombardementen van vliegtuigen en niet tegen ballistische raketten. Het bereik wordt met dergelijke doelen een stuk kleiner. Willen we daartoe toch in staat zijn dan moeten de raketten een stuk dichter bij het front opgesteld worden (in dit geval dus net ten noorden van Aleppo). Dat lijkt ons niet zo handig: het wordt in dat niemandsland op Syrisch grondgebied namelijk zeer lastig om je troepen voldoende te beschermen. Daarnaast zitten er natuurlijk ook kosten aan vast: het afvuren van een Patriot missile kost ongeveer 1 tot 1,5 miljoen dollar. Het handhaven van een no-fly-zone kostte in Irak gemiddeld 1 miljard dollar per jaar. Daarnaast is er nog een ander probleem: de Patriots kunnen door de bezuinigingen op Defensie maar een half jaar worden ingezet. Inderdaad, ze staan er al een jaar. Langer zal dus zeer lastig op te hoesten zijn voor Defensie, want de rekening zal toch betaald moeten worden – en mede door Nederland zelf. Zeker nu de Amerikanen er bij de Europese bondgenoten meerdere malen op hebben aangedrongen dat ook zij hun steentje dienen bij te dragen. Ain’t no such thing as a free lunch.
Wat Nederland nog meer kan doen is het inzetten van de onderzeebootdienst om intelligence te vergaren. Zeker gelet op de strategische positie van Syrië aan de kust kan daar vergaarde kennis goed van pas komen. In het meest extreme geval – bij een zeer onwaarschijnlijke invasie met grondtroepen – kunnen Nederlandse speciale eenheden een bijdrage leveren. Al met al moge het duidelijk zijn: Nederland kan bijdragen door de twee kern-competenties (namelijk luchtsteun bieden en inlichtingen verzamelen via de unieke onderzeedienst) maximaal in te zetten. De vraag is of wat nodig is überhaupt nog wel door een uitgeholde Defensie leverbaar is.
Wat ons betreft is dit uit den boze: of er ligt een VN-mandaat, of het is een NAVO artikel 5 operatie (‘aanval tegen één, is een aanval tegen allen’). Zonder VN-mandaat achten wij de kans dat Nederland haar steentje naar behoren kan en zal bijdragen minimaal. Mocht er een ‘coalition of the willing‘ ontstaan, zoals destijds in Irak, dan is het nog maar de vraag in hoeverre wij in staat zullen zijn om onze resources te poolen: Nederland zal mogelijk een faciliterende rol kunnen vervullen ter ondersteuning van de Fransen (zoals onlangs in Libië), maar het einddoel van de inzet zal in zo’n geval naar verwachting minder helder zijn geformuleerd. Een heldere exit strategie was bijvoorbeeld in Libië (maar ook in Irak) in veel mindere mate aanwezig in vergelijking tot eerdere missies met VN-mandaat in NAVO-verband.
Gelet op de aard van de oorlog in Syrië is het gevaarlijk om deze één op één naast de Balkanoorlog te leggen. De vergelijkingen die voorbij komen slaan veelal als een tang op een varken, en daar waar een vergelijking kan worden gemaakt blijft het oorverdovend stil. Vandaar dat wij de verschillen even voor u op een rijtje hebben gezet. Tot slot zullen we kijken naar de overeenkomsten en hoe die de mensen die zo graag ‘iets willen doen’ kunnen helpen om rustiger te slapen:
Allereerst de verschillen. In tegenstelling tot de Balkanoorlog gaat het in Syrië niet om een onafhankelijkheidsoorlog (behalve dan voor de Koerden, die hun kans weer eens schoon zien om wellicht een eigen staat te claimen). Daarnaast loopt deze oorlog, in tegenstelling tot wat vaak klakkeloos wordt aangenomen, niet puur langs sektarische lijnen. Zeker, niemand kan ontkennen dat sektarische motieven een rol spelen, maar dat is ook niet zo gek tijdens een burgeroorlog waar burgers politiek en religieus kleur bekennen tegenover elkaar. Alleen bestaan de regeringstroepen van Assad niet enkel uit Alawieten, en zo zijn bepaalde actoren (zoals de Koerden) niet direct sektarisch in te delen. In tegenstelling tot de Balkan gaat het hier veel meer om non-statelijke actoren: (terroristische) organisaties die grensoverschrijdend opereren op basis van ad hoc allianties. In Syrië lopen veel meer typetjes als Arkan rond; rebellen-knokploegen die hun eigen mores met geweld oplegden aan iedereen die hun pad kruiste. Dergelijke figuren slingeren het liefst hun eigen YouTube-filmpjes de ether in, om hun strijd te gloriëren en hun boodschap te verspreiden.
Met andere woorden: we hebben in Syrië niet alleen te maken met ‘traditionele’ actoren zoals politieke en militaire leiders die het even niet met elkaar eens zijn binnen een relatief ‘omheind’ geografisch gebied. Daarnaast zijn er wel woordvoerders van de Free Syrian Army (FSA) waarmee om de tafel wordt gezeten, maar door de overdaad aan ‘vechtende vrijwilligers’ bij de burgermilities (die een leidende in plaats van een ondersteunende rol in het conflict spelen) is het lastig om zeker te zijn wie precies namens wie spreekt. Door de aard van het conflict – dat ‘fluïde’ is te noemen, omdat het over grenzen, sektarische groeperingen en etniciteit heenloopt – is het praktisch onmogelijk om ‘ingrijpen in Syrië’ volledig binnen de Syrische grenzen te houden. Het conflict in Syrië is voor een deel al samengesmolten met de nooit helemaal afgeronde oorlog in Irak. De mogelijkheid bestaat dat de strijd nog verder met andere brandhaarden gaat samensmelten tot een regionale supercell-oorlog. Helemaal wanneer het Westen op grootschalige wijze gaat ingrijpen.
Ondanks wat velen beweren, zijn er dus weinig raakvlakken met de Balkanoorlog te vinden. Maar op welke manier kan het conflict in de Balkan ons wél verder helpen? Daarvoor zullen we moeten gaan kijken naar het land waar eigenlijk liever niemand naar kijkt, laat staan luistert: Moedertje Rusland. Om uit te leggen waarom, quoten we even de Britse Luitenant-Generaal Sir Michael Jackson (geen geintje, zo heet hij echt). Die zei het volgende over de sleutelrol van de Russen in de Balkanoorlog:
“The event of June 3 was the single event that appeared to me to have the greatest significance in ending the war.”
Wat gebeurde er precies die 3e juni 1999, tijdens de NAVO-campagne in Kosovo? De Russen besloten op die datum het Westen te steunen en zeiden tegen Milosevic dat het nu verdoemme wel eens welletjes was geweest. Hiermee trapten de Russen hem direct aan de onderhandelingstafel. Daarom is het wellicht goed om te kijken naar de politiek-militaire strategie van de Serven ten tijde van het conflict, die zich net als Assad nu doet, structureel onbenaderbaar opstelden. Want daar valt zeker het nodige uit te halen. Allereerst is het noodzakelijk om enkele stenen te identificeren waaraan het Westen (behalve in Irak, Somalië en Rwanda) zich in de Balkan stootte. Barry Posen somde deze op in zijn analyse over de Servische politiek-militaire strategie:
1. Actoren met een sterke clan-identiteit zijn in staat om niet alleen grotere mate van geweld van buitenaf te absorberen, ook zijn ze zelf moreel in staat tot zeer ernstig geweld;
2. Leiders van dergelijke groeperingen hebben vaak blijk gegeven over (tot grote schrik van het Westen vaak ook nog succesvol blijkende) kennis en toepassingen van politiek-militaire strategieën te beschikken;
3. Met relatief primitieve middelen en snelle aanpassingen aan de lokale omgeving, zijn deze actoren in staat gebleken om met creatieve en vaak net zulke destructieve strijdoplossingen te komen als de moderne, strak opererende tegenstander.
Het is momenteel, na meer dan twee jaar bloedvergieten, niet lastig om de bovenstaande karakteristieken los te laten op zowel de regeringstroepen als de rebellen. De vraag is daarom of een Westerse interventie daadwerkelijk zou moeten gaan om het afzetten van Assad, of om een poging zijn gedrag te beïnvloeden. Gaat het daadwerkelijk om peace enforcement, of zijn wij al tevreden met een relatieve mate van stabiliteit (let wel: relatieve stabiliteit staat niet gelijk aan vrede)? Zoals gebleken in Libië, is regime change geen keiharde garantie voor instant vrede, veiligheid en stabiliteit. Als we zo nodig echt iets moeten doen, dan zal wat ons betreft de nadruk primair moeten liggen op coercion: (militaire) druk op Assad om hem te bewegen zijn legers terug te trekken. Daarvoor is in de eerste plaats diplomatie nodig, maar vooral ook een heldere strategie. Zonder duidelijke strategie zijn wij als het Westen nergens en is de kans groot dat we onszelf (opnieuw) een oorlog inrommelen zonder duidelijke exit strategie of langetermijn-planning.
Om effect te kunnen sorteren zullen we dus moeten kijken naar alle mogelijkheden en zeker de unusual suspects: zoals Rusland. De Russen hebben aanzienlijke belangen in Syrië, deze zullen zij echt niet 1-2-3 opgeven, dus wonderen moeten wij ook niet verwachten. Toch neemt dat niet weg dat deze optie het verkennen waard is. Voordat er überhaupt gedacht kan worden aan het passeren van de VN-Veiligheidsraad doen voorstanders van interventie er goed aan om alle mogelijke opties te verkennen, waaronder om de tafel zitten met zogenaamde ‘dwarsliggers’. Zoals is gebleken uit de Balkanoorlog (waar velen de hoop hadden opgegeven dat Rusland Milosevic ooit zou aanspreken op zijn acties), is het op voorhand uitsluiten van mogelijkheden niet aan te raden.
Bonusvoordeel: als we met de Russen om de tafel te gaan zitten, respecteren we tot op zekere hoogte deze keer in ieder geval wél de internationale rechtsorde die we tijdens de inval van Irak in 2003 ook zo belangrijk vonden.
Dit stuk verscheen eerder op StukjeDuiding.