Wil je een land en volk leren kennen, dan doe je dat niet via de zap, zap all-inclusive reizen waarin je in korte tijd de top of the pop afwerkt. Ontmoeten en ontsluiten kost tijd. Gelukkig is Cuba daarbij in het voordeel: de Cubanen praten graag en veel en dat maakt het deelgenoot worden van wat er speelt een stuk gemakkelijker. Alleen moet je dan wel Spaans spreken. Want Engels is er geen gemeengoed.
Maar spreek je Spaans en kies je voor het avontuur en de ontmoeting dan staan er vele deuren open.
Inmiddels kun je zonder problemen en zonder gevaar bij de Cubanen thuis en te midden van hun buren verblijven. Sinds het begin van de economische hervormingen groeit het aanbod aan onderkomens snel. In onze landen heet dat bed and breakfast, in Cuba spreek je over een casa particular, met ontbijt als optie. Ofschoon het natuurlijk avontuurlijker is om dat zelf bij elkaar te scharrelen te meer omdat het Cubaanse ontbijt niet uitgebreid is. Geen chocolade hagel, geen cornflakes of muesli, geen ham en spiegeleieren of gesneden vlees. Maar geen nood: je fruitsapje haal je eenvoudig bij de guarapo-perser in de straat zoals je ook je vers sapje in een stalletje kunt kopen – kost omgerekend in Cubaanse pesos niet veel meer dan 5 eurocent – en het vers gebakken brood ruik je op afstand in de wijk waarin je verblijft.
Het aanbod aan casas particulares loopt uiteen van onderkomens waarin je over een slaapkamer met ventilator of airconditioning beschikt – met zwart-wit of kleuren tv die veelal een illegale zender doorgeeft en een al dan niet gedeelde badkamer – tot appartementen waarin je voorzien van keuken en zitkamer tot jezelf kunt komen in een stad waarin je nooit alleen bent.
Over de kwaliteit van de bedden moet je je in het algemeen niet teveel illusies maken: veelal gaat het om een planken bodem waarop een matras van sterk wisselende kwaliteit ligt en is het matras gedekt met synthetische lakens met daarop een sprei. Koud is het in Havana zelden, dus meestal volstaat dat alles. Wat zo´n kamer vaak opplust tot een romantisch oord, is een schemerlampje dat door er tegen aan te tikken sfeervol dimt.
Cubanen zijn vriendelijk en gastvrij, stellen hun eigen leefruimte voor je open en zijn voor zover dat mogelijk is bereid op al je wensen in te gaan. Maar let op: no hay, no hay oftewel als het er niet is, is het er niet. Gebruik van hun telefoon in de stad is in het algemeen geen probleem, het bellen via een vaste lijn lijkt wel gratis te zijn. Mobiel bellen is veel duurder ofschoon het gebruik van mobieltjes snel in omvang toeneemt. Ze zijn geliefd, zeker als er dan ook nog een mp3 speler op zit.
Vervelend genoeg heeft die gastvrijheid in hun snel veranderde economische werkelijkheid niet meer de directe vanzelfsprekendheid als voorheen. Waar geklaagd wordt dat het leven zwaar en hard is, speelt de duit.
Badkamers zijn er in vele soorten, maten en kleuren. Warm water komt niet uit een geiser – waardoor de wasbak meestal alleen koud water geeft – maar komt uit een elektrisch element dat vastzit aan de kop van de douche. Dat maakt het water dan weer eens te heet en dan weer eens te koud, ofschoon er vernuftig gesleuteld wordt om het element af te stellen op één temperatuur. Doordat de huizen – en huizen wil veelal zeggen een deel van een oud en groot gebouw – als een legpuzzel met elkaar zijn vergroeid, moet je er niet van op kijken als je badkamerraam uitkomt in een deel van het aanpalende huis. Maar nogmaals privacy is wat behuizing betreft in Cuba ver te zoeken. Daarnaast speelt het leven zich af op straat en dat straatlawaai dringt door via openstaande vensters en deuren waarvan alleen het hek aan de straat is afgesloten. Want ofschoon Cuba qua veiligheid voor de toerist hoog scoort, vergrendelt de Cubaan zijn hele hebben en houden.
Beschik je over een appartement of over een afgescheiden deel van een huis met een eigen ingang, dan beschik je bovendien over een keuken en een woon-/zitkamer met daarin de zo typisch Cubaanse balance, de schommelstoel. Geen keuken met volle keukenkastjes, maar een aanrecht met daarop enkele gaspitten of een gasfornuis – waarvan men in het verleden de pit liet branden omdat lucifers een luxe was -. geen warm water, de meest noodzakelijke pannen en wat samengeraapt bestek, geen stofzuiger maar wel een ijskast. In het verleden waren dat van die Amerikaanse bakbeesten, net als de oldtimers overblijfsels van vóór de revolutie. Tegenwoordig zijn dat energiezuinige Chinese ijskasten.
Enkele jaren terug besloot Castro om alle oude, elektra slurpende frigidaires te laten vervangen door een chinees alternatief. Dat ging per wijk en per straat. Er reed een grote oplegtruc de straat binnen en huis voor huis werd de oude ijskast uit huis gehaald en de nieuwe geplaatst. Als er onvoldoende geld was, konden de Cubanen die door middel van een staatslening via afbetaling aflossen.
Het klinkt misschien allemaal wat cynisch en lachwekkend, alsof ik er de draak mee wil steken, maar dat is het niet. Veel Cubanen hebben wat voor een huis kan doorgaan in eigen bezit. Waaraan het ontbreekt is geld en spullen voor onderhoud. Maar in de nieuwe economische orde is, net zoals dat bij ons vóór de hypotheekcrisis gebeurde, gezocht naar mogelijkheden om de ‘stenen’ te gelde te maken. Niet – zoals bij ons – door mensen met onaflosbare schulden op te zadelen, maar door de mogelijkheden tot verhuur en onderhuur te verruimen. Zoals dat in Cuba heet, door cuentapropista te worden, door ondernemer te worden en te zoeken naar wegen om meer met weinig te doen.
En wat is eenvoudiger: de weg vooruit zoals dat in Cuba gaat, of de weg terug met een sterke inperking van de publieke sector zoals wij daar in het kader van tekorten mee worden geconfronteerd.
Wil Heeffer.nl