Eén sms’je en ik heb binnen dertig minuten een handvol pillen in mijn zak. Zo gemakkelijk is het, zo gemakkelijk kan het. Denk ook niet dat dit een privilege is; de overweldigende meerderheid van mijn medestudenten heeft hetzelfde telefoonnummer. Toch hoor je er in het openbaar nooit iets over. In de kranten lezen we enkel over slachtoffers van uitdroging na een avondje xtc en over het cocaïnegebruik in Volendam. Zijn deze berichten ook maar enigszins representatief of is dat sms’je niet zo uitzonderlijk crimineel als in de wet wordt gesteld? En waarom is het gebruik van xtc überhaupt strafbaar in Nederland? Het blijkt dat dit alles vooral te maken heeft met de starre houding van de Verenigde Naties en de unieke Nederlandse Grondwet.
Het was een klein jaar geleden dat ik voor het eerst in aanraking kwam met harddrugs; mdma in dit geval. Zodra ik erover begon bij medestudenten, was de respons bijna altijd ‘Heerlijk, welke had je?’ of ‘Chill, je moet ook eens zo’n oranje “Red Bull” uitproberen’. Twee jaar zat ik intussen op de universiteit en ik had nooit meegekregen dat werkelijk iedereen weleens xtc (had) gebruikt. Als brave student en lid van de Facultaire Studentenraad ging ik ervan uit dat het simpelweg niet leefde in mijn omgeving; het bleek dat ik er alleen maar naar had hoeven vragen. In de maanden hierna werd mij duidelijk dat ook cocaïne, speed, poppers, ketamine en allerlei designerdrugs populair zijn onder de academische gemeenschap.
Op den duur besloot ik op onderzoek te gaan. Ik kwam al snel tot de constatering dat alcohol, tabak, wiet en hasj inderdaad aanzienlijk slechter zijn voor de gezondheid dan xtc (zie de Jellinek-kliniekgrafiek). Niet alleen zijn deze legale drugs gevaarlijker op zowel korte als lange termijn, maar ook schadelijker voor de omgeving én verslavender. In een rapportvan juni 2011 stelt de Expertcommissie Lijstensystematiek Opiumwet dan ook het volgende m.b.t. mdma:
‘Ten aanzien van dit middel blijkt uit steeds meer onderzoeken dat vooral de schade voor de gezondheid van het individu op de langere termijn minder ernstig is dan aanvankelijk werd aangenomen. Dit zou ervoor kunnen pleiten de plaatsing van mdma op lijst I van de Opiumwet te heroverwegen. Ten aanzien van dit specifieke middel speelt volgens de commissie vooral de maatschappelijke schade een belangrijke rol. De omvang van de illegale productie van xtc in Nederland en de betrokkenheid van de georganiseerde criminaliteit daarbij leiden tot hoge opsporingsinspanningen en veroorzaken veel schade aan het imago van Nederland in het buitenland. Dit alles pleit, ondanks de gewijzigde wetenschappelijke inzichten over de gezondheidsrisico’s, tot handhaving van het middel op lijst I.’
Op basis van de drug zelf ziet de commissie mdma dus liever als softdrug. Die georganiseerde criminaliteit waar men zo bang voor is, vormt een probleem dankzij de Verenigde Naties. Deze hebben namelijk in 1971 de Convention on Pscyhotropic Substances ingevoerd. Hierin wordt nadrukkelijk vermeld dat enige controle van productie ten strengste verboden is. Het naleven van internationale verdragen is vastgelegd in de Nederlandse grondwet; een unicum. Bij wiet en hasj is deze afspraak te omzeilen met ons gedoogbeleid; de angst voor ‘foute’ stoffen die niet in het product horen is non-existent. Bij een synthetische drug als xtc ligt dit vanzelfsprekend anders. Bij een open markt móet er dus wel controle zijn.
Hoe graag de Nederlandse overheid mdma ook zou willen gedogen, het zou leiden tot een bijzonder gevaarlijke, onvoorspelbare markt die we van de VN niet mogen controleren. Prof. dr. L.F.M. Besselink van de Universiteit Utrecht en prof. dr. R.A. Wessel van de Universiteit Twente pleitten in november 2009 in de Internationale Spectator reeds voor een aanpassing van de Nederlandse grondwet. Prof. dr. E.A. Alkema wordt door hen aangehaald met zijn uitspraak ‘De internationale rechtsorde is de onze nog niet.’ Wessel en Besselink voegen daar aan toe dat je misschien ook kunt zeggen: ‘Onze rechtsorde is de internationale nog niet.’ Hun motivatie ligt dan wel niet in het aanpassen van de opiumwet, maar ze bieden een helder argument voor het mogelijk veranderen van de Nederlandse grondwet.
Waarom dit bewerkstelligd zou moeten worden? Omdat, naast de relatieve onschuld van de drug, mdma op medisch gebied bijzonder veel potentieel vertoont. Voordat het product door de VN werd verbannen, werd er wereldwijd onderzoek uitgevoerd waarbij de nodige voordelen van mdma naar voren kwamen. Het bleek dat therapie voor patiënten met een minderwaardigheidscomplex of paniekaanvallen aantoonbaar betere resultaten vertoonde zodra er mdma werd gebruikt. Ook recentelijk onderzoek belooft veel goeds voor de behandeling met mdma van mensen die aan een post-traumatische stressstoornis lijden. Dit alles naast het feit dat mdma op ieder enkel vlak minder schadelijk zou zijn voor de maatschappij zodra het geheel legaal is (en er dus geen verkapt gedoogbeleid wordt gehanteerd).
Wat we dan uiteindelijk hebben is een samenleving waarin mdma verkregen dient te worden via sms’jes in codetaal, er in de media nauwelijks wordt gesproken over de mogelijke voordelen van de drug en Nederland dag in, dag uit, een excessieve hoeveelheid aan alcohol, tabak, wiet en hasj consumeert. Dit terwijl het aantal incidenten met xtc bijzonder veel lager ligt dan bij alcohol, het minder agressie opwekt, hiermee minder schadelijk is voor de omgeving en ook nog eens minder verslavend is dan toegestane geestverruimende middelen. Het is tijd voor grootschaliger medisch onderzoek, voor betaalbaar water op festivals om incidenten te voorkomen en voor een einde aan het taboe dat op zogenaamde `harddrugs’ rust. Zoals we de laatste decennia steeds meer uit de ontkenning hebben moeten stappen dat alcohol en tabak een probleem vormen voor de samenleving, is het nu tijd te erkennen dat mdma níet het zogenaamde grote gevaar voor onze samenleving is.
Dit artikel verscheen eerder op opinieplatform deFusie.net, meer lezen? Volg deFusie op Twitter.