De nieuwste trend in de participatiesamenleving heet burgerparticipatie. Je kunt het zo gek niet bedenken of activiteiten kunnen onder burgerparticipatie vallen: burgers die vrijwillig ouderen verzorgen, rommel op straat opruimen, meepraten over het bestemmingsplan, zelf bezuinigingsvoorstellen aandragen en zelf een huis bouwen. Burgerparticipatie is een middel om burgers te betrekken, de kwaliteit van de samenleving te verbeteren en publieke kosten te beheersen. Het is een middel, doel en modegrill tegelijk. De gemeente Amsterdam blijkt gevoelig voor deze bestuurlijke mode en dus organiseerde de gemeenteraad vorige week een expertbijeenkomst. In Amsterdam worden de stadsdelen afgeschaft en vervangen door bestuurscommissies met andere bevoegdheden. Ook gaat de ambtelijke organisatie anders werken. Door deze ontwikkelingen komt er meer nadruk op de participatie van burgers. Echt een thema om kennis over te ontwikkelen dus. Maar wordt iemand er echt blij van?
De gemeenteraad heeft Pieter Winsemius uitgenodigd om enkele woorden te wijden aan deze trend. Winsemius heeft een rapport over burgerparticipatie geschreven en is uitgegroeid tot een ware pleitbezorger. Hij heeft op iedere vraag een antwoord. De overheid moet leren ‘loslaten’, betoogt hij, wat wil zeggen dat de overheid en de politiek niet alles in de samenleving moeten willen bepalen, maar ruimte moeten geven aan burgers om zelf zaken op te pakken.
Het is volgens Winsemius belangrijk dat er ‘wat te participeren’ valt en dus dat de overheid niet allang een plan heeft waar burgers niets aan kunnen veranderen. Uit zijn verhaal blijkt hoe veelzijdig burgerparticipatie is. Het gaat zowel om alledaagse activiteiten van burgers in de samenleving, als beleidsparticipatie waarbij burgers meepraten over politieke plannen. Het gaat zowel om burgers die bestaande activiteiten uitvoeren of becommentariëren, als om burgers die zelf ideeën lanceren.
Het enthousiasme van Winsemius valt in goede aarde, want in de zaal hoort iedereen graag leuke voorbeelden. Maar het enthousiasme heeft weinig diepgang. De ambtenaren, politici en burgers die het woord krijgen praten vooral over de beperkingen van burgerparticipatie. Politici moeten naar de wensen van burgers luisteren, maar kunnen niet altijd aan die wensen voldoen. Dan zijn burgers ontevreden terwijl er in theorie wel rekening met ze is gehouden. Maar burgers zien dat anders.
Burgers kunnen participeren wat ze willen, maar politici blijven verantwoordelijk en worden daar ook op aangesproken, vertelt een ambtenaar. Ook stelt burgerparticipatie hoge eisen aan de overheid omdat deze opener moet werken en fouten dus gemakkelijk naar buiten komen. De overheid moet haar zaken meer dan ooit op orde hebben. Burgers worden ook gemakkelijk gedemotiveerd als ze participeren en dus moeten zij geprezen worden voor hun inspanningen. De ‘participatiemakelaar’ probeert al deze problemen in goede banen te leiden.
Zo ontstaat een enorme kloof tussen de leuke voorbeelden van Winsemius over actieve burgers en de weerbarstige praktijk van alledag. Een ambtenaar roept uit dat er vooral geëxperimenteerd moet worden omdat er ‘nog veel lessen te leren zijn’. Iedereen lijkt het daarmee eens, want pas dan kan de potentie van burgerparticipatie zich echt openbaren. Maar deze oproep tot experimenteerlust laat vooral zien dat veel bestaande initiatieven niet erg van de grond komen, een incidenteel karakter hebben of ronduit mislukken. De meest lastige vragen uit het publiek krijgen geen antwoord.
Sommige burgers applaudisseren als iemand zegt dat het politieke stelsel is verouderd en dat er meer aan burgers moet worden overgelaten. Een vrouw suggereert dat burgers beslissingen moeten nemen en dat de politiek alleen het proces moet toetsen. Iedereen vergeet dat de politiek ook dan wordt aangesproken op de beleidsresultaten. Welke uitkomst het proces ook heeft, de gemeenteraad moet het kennelijk accepteren, al gaat het in tegen alle verkiezingsprogramma’s en zijn alle burgers die niet aan het proces deelnamen tegen diezelfde uitkomst.
Burgerparticipatie toont zich in deze expertbijeenkomst van haar slechtste kant. Burgers, politici en ambtenaren praten langs elkaar heen en de stortvloed van voorbeelden waarbij burgers participeren is zo divers dat het nauwelijks mogelijk is uit het ene voorbeeld lessen te trekken voor andere voorbeelden. Burgerparticipatie blijft zo even ongrijpbaar als het aan het begin van de bijeenkomst was en zo zijn er ook nauwelijks lessen te trekken. De enige les is dat we moeten blijven experimenteren.
De vraag is natuurlijk: waarom besteden zo veel mensen hun avond aan zo’n waardeloze discussie? Het antwoord is dat de politici op komen draven omdat burgers moeten gaan geloven dat politici naar hen luisteren. Burgers komen omdat ze meer invloed willen. En ambtenaren hebben van hun politieke leiding te horen gekregen dat burgerparticipatie gewoon moet. Toch zijn zij de enigen die echt profiteren. Door burgerparticipatie is er immers in ieder geval een extra ambtelijke functie ontstaan: de participatiemakelaar. Dat lijkt vooralsnog het enige concrete resultaat.
Chris Aalberts is auteur van Achter de PVV: waarom burgers op Geert Wilders stemmen.