Terug van weggeweest. Leest u gerust aflevering 12 nog even terug. Of blader door de andere afleveringen.
Het is een lijstje dat mij blijft fascineren: de kortst mogelijke samenvattingen van films van Theo, in termen van menselijke relaties.
Een dagje naar het strand: kind wordt alleen gelaten door een alcoholistische vader die zelf het leven niet aankan.
Terug naar Oegstgeest: dictatoriale vader beklemt een gevoelig kind.
Blind Date en 06: twee volwassenen zoeken de liefde, maar vinden slechts een armzalig substituut.
Baby Blue: twee incestueuze partners willen persé kinderen en krijgen die langs perverse weg.
Najib en Julia: liefde, levenslust en talent voorgoed gesmoord door een omringende, stille oorlog.
Een nog kortere samenvatting van dat alles (meerdere zijn mogelijk): sommige, zo niet alle, mensen kunnen maar beter geen kinderen krijgen. Dat wordt niks, zeker niet voor die kinderen. Wat zegt dat nu over Theo van Gogh, zoals iedereen een kind van twee ouders?
Dit wordt psychoanalyse door een onbevoegde, maar ik kan het niet laten. De kleine Theo heeft zich in zijn vroege jeugd nooit veilig gevoeld. Hij wilde zijn moeder beschermen, door haar af te pakken van zijn vader. (“Ik ben met mijn moeder naar bed geweest”.)
De twee ouders probeerden hun conflicten zo goed mogelijk voor Theo verborgen te houden, maar die, sensitief, intellectueel en zeer begaafd als hij was, keek daar dwars doorheen.
Later, als volwassene, heeft Theo dikwijls gezegd dat hij van liefde en wat mensen daarmee bedoelden oprecht niets begreep. Hoe ernstig die ruzies tussen de ouders werkelijk waren doet er niet eens toe. Theo zal, zoals alle kinderen in dat soort situaties, aan zichzelf zijn gaan twijfelen. Lag het aan hem? Was hij niet goed genoeg? Op duizenden manieren heeft hij de situatie doordacht en oplossingen gezocht, maar die waren er niet.
Wat het ook geweest is, ooit heeft iets dat andere mensen deden Theo zo hard geraakt, dat hij de wereld nooit meer zonder pantser heeft willen betreden. Tegelijk bleef in hem het verlangen leven naar de harmonie van een veilig gezin, of een filmset, met hemzelf als almachtige, zorgzame pater familias. Een groot talent voor zorgzaamheid. Een even groot talent voor zelfverwaarlozing.
Psychogelul, net als Theo moet u er mogelijk niets van hebben, maar mij helpt het iets te begrijpen: waarom er niet één, maar twee Theo’s leken te bestaan. De zachte Theo leefde in de veilige binnenwereld, de zwartgallige fundamentalist in de buitenwereld. Tot een integratie van die twee versies van Theo, en daarmee rouw en verwerking, is het nooit gekomen. Theo had genoeg energie om zijn oude, nooit verwerkte pijn er onder te houden. Verdringen, weetjewel. En dat is ook volstrekt legaal en ieders volste recht. En inderdaad, ik ben ook een paar jaar aan de psychiater geweest.
Hoe dan ook: twintig uur per dag hield Theo zichzelf bezig met werken, praten, interviewen en plannen maken. Bood het leven zelf niet genoeg afleiding of compensatie, waren er nog de vergeetmedicijnen drank en drugs. En eten.
Maar verdriet gaat niet weg door het te bedekken. In al zijn films, juist daar, kwam het boven.
Alleen dát thema gaf hem (denk ik dan) de woeste energie en lange adem om een productie van de grond te krijgen. Tegelijk was het verdriet, dat hij aan het eind van de rit op een groot scherm wilde tonen, hem ook weer teveel. Dat leidde tot die halfslachtige pogingen om (in de film zelf) uit zijn eigen universum te ontsnappen, afstand te nemen door ironie en rare mopjes en komisch bedoelde verwijzingen naar iets of iemand ver buiten het filmverhaal. Theo wilde de pijn, maar hij wilde hem niet. Nee, toch wel. Nee, toch niet.
Volgende film!
Ja, het is maar een theorie, maar wel de mijne.
Theo de publieke persoonlijkheid, daarentegen, was gepantserd door roem en intelligentie, en met de aanval als favoriete verdediging kon hij iedereen de baas. Zo niet, kon hij altijd nog op je gaan zitten. Voeg daarbij zijn gietijzeren geheugen voor feiten en gebeurtenissen, een enorme verbale en sociale intelligentie en tot slot de ijzeren wil om alle ballen in de lucht te houden en dat dan twintig uur per dag.
Theo was, in al zijn macht en onmacht, een intrigerende en charismatische verschijning. Knuppel en knuffelbeer. Vervolger en vervolgde.
Een geharnast afweersysteem, altijd bezig de eigen onkwetsbaarheid te testen. Dus ruzie zoeken met Leon de Winter en andere machtige vertegenwoordigers van de 4-Mei Industrie. Met Hugo Brandt Corstius, de eeuwige anti-anti-semiet. Maar ook met Monique van der Ven, Edwin de Vries en alle andere zelfvoldane mastodonten van de Nederlandse filmwereld. Met anderhalf miljard Islamieten.
Iedere overwinning, en zelfs een gelijkspelletje, bevestigde opnieuw de eigen onkwetsbaarheid. Dus natuurlijk stapt zo iemand op 2 november 2004 op zijn fiets en rijdt dan gewoon de Linneausstraat in.
Ja, dat is cool. En stompzinning. En onvergetelijk.
Justus van Oel is scenarioschrijver en maakte samen met Theo van Gogh onder andere de televisieserie Najib & Julia. Regelmatig verhaalt hij over zijn tijd met Theo van Gogh.