In één week ziet Amsterdam Dansen bij Jansen sluiten, één van de oudste en bekendste studentenbarren van de stad én de sociëteit van de HvA zal geen nieuwe locatie krijgen en daarmee verdwijnen. Amsterdam is trendsetter, dus zal de rest van het land ook minder studentikoos worden?
De hoofdstad verliest soos De Lax aan de Amstel. Dansen bij Jansen is overgenomen door de mensen van Hanneke’s Boom en de Bloemenbar. Dat zijn geweldige tenten, waar je met veel plezier het merendeel van de maatschappij kan ontwijken en je je in Berlijn waant. Terwijl je in Amsterdam bent, waar de mensen mooier zijn. Win-win-win. Erg studentikoos is het echter niet. Zie ook: bovenstaande foto. De Bloemenbar ging een vrijdagnacht dicht om corpsballen te weren. Flink statement.
Nu zal het studentikoze Dansen bij Jansen iets soortgelijks worden en daar zijn sommigen heel rouwig om, want: iets ouds verdwijnt. Daar schieten we echter weinig mee op.
De eigenaar van Dansen bij Jansen vertelt dat het Amsterdamse studentenleven verspreid is over de stad: ‘De echte topdrukte die we 15 jaar geleden hadden, is er niet meer.’ Andere Amsterdamse barren die op een studentikoos mikken, zoals de Havelaar en de Gieter, weten wel open te blijven. Dansen bij Jansen was de laatste jaren vooral een toevluchtsoord voor dronken en kotsende Engelse toeristen; niet de stuko tent die het ooit was.
Het gehalte studentikoos drankgelach neemt af, maar verdwijnt dus niet helemaal. Waar komt dat door?
Ondanks de hitserie Feuten, Philip Huff’s Niemand in de stad en het feit dat er meer studenten lid zijn geworden van verenigingen: dé student bestaat niet meer. Op elk technofestival staan wel een paar jaarclubs of disputen en de vereniging of soos wordt sneller en vaker ingeruild voor die-leuke-nieuwe-obscure-bar. Of wat te denken van Bakermat, de Utrechtse corpsknaap die hit na hit scoort met z’n dansmuziek (die overigens een heuse anti-hyve op Facebook heeft). De student verhipstert en wordt minder studentikoos.
Dat heeft verschillende redenen. De beurzen van studenten staan onder druk; meer dan zes jaar studeren zal niet meer zoveel voorkomen als vijf of tien jaar geleden. Waar het vroeger normaal was om na het beneveld voorstellen aan elkaar te vragen of iemand lid is, kom je daar nu soms pas na weken achter. In de jaren ’70 werden veel van ons hippie, in de jaren ’10 hipster – al is het een doodzonde om jezelf zodanig te noemen. Want: “Eén van de basiselementen van het hipster zijn is dit label zelf te ontkennen.” We maken het ons dus alleen een stuk moeilijker.
Utrecht loopt meestal één zomer achter op Amsterdam. De andere steden met een hogeschool of universiteit volgen daarna, of helemaal niet. De kans dat er zo’n über-authentieke, nieuwbouw bruine kroeg in Leiden te vinden is binnen een paar jaar, lijkt mij bijzonder klein.
En die trend zie je terug in de stadscentra: in Utrecht heb je sinds een paar jaar café de Voortuin. De kroeg die in het pand zat voordat café de Voortuin opende was niet bijzonder idyllisch en de omwonenden zijn dan ook bijzonder blij dat het alcoholistencafé plaats heeft gemaakt voor een hipstertent. Ondertussen kun je als Utrechtse student nog steeds terecht voor een mat of corpsmeisje op de Nobelstraat. Het aanbod wordt dus alleen maar diverser.
Straks openen kroegen die doen denken aan De Bloemenbar en De Voortuin in andere studentensteden. Niets mis mee. Een diverser aanbod sluit aan bij de steeds meer diverser wordende groep studenten. Kwestie van vraag en aanbod.