Aanstaande donderdagavond 3 oktober vindt in de Balie een avond plaats over “De Spelregels van de Stad”, waarbij de focus op Amsterdam ligt. Voor een naar vrijheid hunkerend puberend provinciaaltje, opgroeiend in een anti-religieus gezin, was het bestaan van Amsterdam de enige reden dat ik het in het katholieke Eindhoven op een protestantse middelbare school kon volhouden.
Later, na mijn eindexamen, ging ik studeren in het Sodom en Gomorra van Nederland! Dan hoefde ik het me niet meer te laten welgevallen dat mijn strak gepommadeerde rector me met zuinige lippen misprijzend tot de kuise orde riep, omdat ik met mijn vriendje zoende in de garderobe. Dan hoefde ik niet meer aan te horen dat wij geen bier mochten drinken op een schoolfeest “omdat wij niet Brabantser dan de Brabanders moesten willen zijn”. Dan was ik van alle schijnheiligheid verlost.
En zo was het ook. Amsterdam was vrij. Amsterdammers waren vrij. Vrouwen, homo’s, ongelovigen, vrijzinnigen en andere idealisten: we vonden elkaar en maakten plannen om de stad en de hele wereld nog vrijer te maken. Is dat gelukt? Of is er ergens onderweg iets misgegaan?
De eerste keer (rond 1980 moet het geweest zijn) dat ik hem zag, schrok ik: de rolschaatsende man met alleen een tanga onder zijn heuplange, zwartleren jack. Billen bloot en trots, op klaarlichte zonnige dag, zoevend door de Utrechtsestraat. Op dat moment werd hij voor mij het ultieme symbool voor de vrijheid die heerste in Amsterdam. Die man deed niemand kwaad en hij werd met rust gelaten. Zo hoort dat.
Bijna een jaar geleden fiets ik om kwart voor acht op een zeer vroege novemberzondagmorgen in het donker door Amsterdam Zuid. Het stormt, de wind jaagt de afgevallen blaadjes over het asfalt, de straatlantaarns zwiepen hun gelige licht heen en weer aan de kabels. In de verte zie ik een silhouet: lange benen maken wijde slagen opzij, boven een recht en statig bovenlijf. Midden op straat en zich snel voortbewegend komt hij me tegemoet. Geen ander geluid dan het geritsel van dorre bladeren en de wind. Hij moet er tegenin. Hij lijkt wel twee meter lang.
Bij het passeren kijken we elkaar even aan. Ik glimlachend omdat het zo lang geleden is en ik hem associeer met vrijheid, blijheid, lef, moed en prettige gekte. Zijn gezicht is strak, uitdrukkingsloos. Hij blijkt een soort badmuts op te hebben en zo’n strakke zonnebril die nauw op het gezicht aansluit. Het maakt hem bijna tot een langpotig insect, een amfibie, met z’n lange, blote benen, met z’n ritmische slagen. Als ik hem nakijk zie ik dat zijn billen nog steeds bloot zijn. Een beetje ouder misschien, maar dat kan ik niet zo goed zien in het schamele licht.
Zoenende mannen, hand in hand lopende mannen: het kan niet meer in Amsterdam. Vrouwen en meisjes krijgen niet alleen commentaar op wat ze wel of niet aanhebben: ze worden uitgescholden voor hoer en zelfs letterlijk lastig gevallen. Steeds meer Amsterdammers vinden het nodig om hun religieuze overtuiging pontificaal aan de buitenwereld te tonen: hoofddoeken, baarden, boerka’s en djellaba’s. In plaats van een ontwikkeling richting het vrije individu dat in verbondenheid samenleeft met anderen, zijn er steeds meer tendensen waarneembaar richting groepsdenken en zelfs de parallelle samenleving. Segregatie is in sommige wijken van onze stad een realiteit.
Als Amsterdam weer de stad van de vrijheid en diversiteit wil worden die ze ooit was, is het de hoogste tijd om daar wat aan te gaan doen. Vrijheid krijg je niet vanzelf. Vrijheid is niet hetzelfde als verwaarlozing en de andere kant opkijken als het ingewikkeld wordt. Vrijheid is keuzes maken en daar voor gaan staan.
Dus: wil je in Amsterdam wonen waar mannen, vrouwen, homo’s en hetero’s vrij en gelijk zijn aan elkaar? Van harte welkom! Of wil je je eigen culturele/religieuze stokpaardjes berijden, zelfs als die een bedreiging vormen voor de vrijheid in de stad? Dan is Staphorst e.o. waarschijnlijk een geschiktere leefomgeving voor je. Doeidedoeidoei!
@MajaMischke is er bij op 3 oktober in de Balie. Kan ze eens gillen in een microfoon in plaats van uit het raam.