Vette pech. Het zit het kabinet Rutte II niet mee. Is eindelijk iedereen doordrongen van de ernst van de economische crisis en dan verkondigt de president van De Nederlandsche Bank doodleuk dat ‘zijn gevoel’ hem ingeeft dat er een einde is gekomen aan de recessie.
Een dag later leidt het kabinet ook nog een smadelijke nederlaag in de Eerste Kamer waar twee staatssecretarissen er niet in slagen de Pensioenwet aangenomen te krijgen. Nu zijn Frans Weekers (VVD) en Jetta Klijnsma (PvdA) de grootste brokkenpiloten van dit kabinet, maar los daarvan: het slaat een gat van 3 miljard in de schatkist.
Rutte heeft het al zo moeilijk om een coalitie voor zijn begrotingsplannen te vinden en dan haakt GroenLinks ook nog af. Dat heeft niet alleen met de extra bezuinigingen van zes miljard of de uitslag vaan de verkiezingen van 2012 te maken, ook met het gemak waarmee hij van politieke kleur verschiet als een bronstige kameleon in de paartijd. Mark Rutte is een politieke windvaan.
Met de regenboogcoalitie die zich in slepende onderhandelingen aan het formeren is om voldoende parlementaire steun bij elkaar te scharrelen voor de begroting voor 2014, verzamelt Rutte zo’n beetje alle politieke stromingen die hij sinds het begin van zijn politieke carrière heeft aangehangen.
In 2002 stapte Mark Rutte als kersvers politicus in het kabinet als VVD-er met het imago van een sociale liberaal, progressief, pragmatisch, de nieuwe generatie in de politiek. Hij won de strijd om het partijleiderschap van Rita Verdonk door afstand te houden van het platte populisme. Kortstondig propageerde hij een agenda van ‘groen rechts’, een begrip afkomstig van de door hem bewonderde Engelse conservatieve partij waarvan nadien nooit meer iets is gehoord.
Vervolgens vormde Rutte zijn eerste kabinet met de conservatieve vleugel van het CDA. Hij stond voor een beleid waarbij rechts zijn vingers zou aflikken, met gedoogsteun van Geert Wilders. De toon was anti-Europa, waarmee hij het sentiment onder de kiezers voedde na het uitbreken van de eurocrisis. De verzekering dat er ‘geen cent’ aan zuidelijke landen verstrekt zou worden, bleken loze woorden. In 2010 pleitte Rutte voor versterking van het Europese begrotingstoezicht en bereikte hij dat Olli Rehn als begrotingstsaar werd aangesteld.
Daarna ontkende hij dat sprake was van soevereiniteitsoverdracht aan Brussel. Hij krijgt nu uit Brussel de boemerang terug die hij gelanceerd had voor de Zuid-Europese landen: begrotingsdiscipline en handhaving van het tekortplafond van drie procent.
Ondertussen flirtte Rutte, de eerste liberale premier sinds 1917, opzichtig met de SGP toen de steun van de christelijke mannenbroeders in de Senaat nodig bleek. Liberale standpunten wisselde hij in alsof het spaarpunten van de supermarkt waren.
Nadat het eerste kabinet gestruikeld was in de tuin van het Catshuis, deed Rutte zijn volgende Epke Zonderland: een reuzendraai aan de rekstok. Hij vormde een tweepartijenkabinet met de PvdA en om niet de herinnering aan ‘de puinhopen van paars’ waar Pim Fortuyn tegen had gefulmineerd op te roepen, werd D66 voor het gemak buiten de deur gehouden. VVD-stokpaardjes – geen belastingverhogingen, geen aanpak hypotheekrenteaftrek – vlogen bij de onderhandelingen met de PvdA uit het raam. Ook matigde Rutte de harde anti-Europese standpunten die hij eerder had uitgedragen.
Jeroen Dijsselbloem, kersverse minister van Financiën, kreeg al na enkele weken de invloedrijke post van voorzitter van de Eurogroep op zijn bordje. Luchtig liet Rutte klein christelijk weten geen boodschap meer te hebben aan hun immateriële onderwerpen. Hij schoof naar links, stuurde aan op overeenkomsten met het maatschappelijke middenveld waar de VVD zo de pest aan had, en accepteerde een beperkte nivellering om zijn bezuinigingsagenda bij voor zijn nieuwe coalitiepartner aanvaardbaar te maken.
Mark Rutte is een allemansvriend, maar ook een man zonder eigenschappen. Anders dan zijn voorgangers heeft hij nooit blijk gegeven van een politiek vergezicht. Lubbers, Kok, Balkenende, Van Mierlo, Bolkestein – wat je ook van ze vindt – deden dat wel. Bij Rutte komt het niet verder dan 130 kilometer mogen rijden op een paar stukken snelweg en een aanmoediging tot consumentisme terwijl mensen minder geld te besteden hebben door het overheidsbeleid.
De participatiesamenleving die hij koning Willem Alexander liet aankondigen in de troonrede, leverde zo veel hilarische reacties op, dat het begrip schielijk weer werd afgevoerd. Net als ‘groen rechts’, de ‘groene waas’, en nog zo wat van zijn proefballonnen die nooit van de grond kwamen.
Maar nu ziet het er naar uit dat Rutte eindelijk zijn gedroomde coalitie krijgt waarin alle stromingen zijn verenigd. Met de PvdA voor het sociaal-liberale gezicht en een beetje milieu voor GroenLinks, ook al is die partij afgehaakt. Met de kleine christelijke partijen voor het gezin en gratis schoolboeken, met D66 voor Europa en de hervormingsagenda, met de VVD voor orde en hard vreemdelingenbeleid.
De besprekingen van de afgelopen twee weken om tot een parlementaire meerderheid te komen voor de begroting van 2014 hebben zo bezien minder van doen met de Brusselse begrotingsregels dan met psychotherapeutische sessies van een premier op zoek naar het kompas van zijn politieke karakter.