Een veel gehoord verwijt aan het adres van Europarlementariërs is dat ze zo pro-Europees zijn. De bevolking van veel EU-lidstaten is kritisch of sceptisch over Europese integratie, maar de vertegenwoordigers van diezelfde burgers in Brussel zijn vaak juist zeer Europees gezind. We kunnen dit zien aan het beleid waar in het Europees Parlement over wordt gestemd: de uitkomsten van stemmingen gaan meestal in de richting van meer Europese integratie. Veel burgers fronsen hun wenkbrauwen.
De pro-Europese houding van Europarlementariërs is een favoriet kritiekpunt van anti-Europese partijen als de PVV die gemakkelijk kunnen beweren dat zij de enigen zijn die tegen meer Europese eenwording strijden en dat eurofilie in het Europees Parlement belachelijke vormen heeft aangenomen. Waar komt die eurofilie toch vandaan?
De verklaring voor de grote Europa-gezindheid in Brussel is dat dit komt doordat Europarlementariërs tijdens hun periode in het Europees Parlement van mening veranderen over Europa. Naarmate ze langer in Brussel zijn zouden ze meer Europees gezind worden, meer voordelen gaan zien van Europese samenwerking en dus meer eurofiel gaan stemmen. Maar klopt deze verklaring wel? Deze verklaring wordt veel genoemd, maar is nauwelijks onderzocht. Het blijkt een van de meest luie aannames over Europese politiek.
Roger Scully deed een poging deze stelling te onderzoeken. En wat blijkt? Er klopt niets van. Er is geen duidelijke waardenconsensus in het Europees Parlement en Europarlementariërs hebben een sterke band met hun nationale partij en behouden die zolang ze in het Europees Parlement zitten. Het is namelijk die partij die ervoor zorgt dat ze bij de volgende verkiezingen weer verkozen worden. Contacten met het eigen land blijven belangrijk. De dosis ‘Europa’ die Europarlementariërs krijgen is niet eenduidig pro-Europees en veel meer ambigue dan vaak wordt aangenomen.
Europarlementariërs worden niet zo gemakkelijk beïnvloed door de Europese omgeving als vaak wordt aangenomen. Naarmate men langer in het Europees Parlement zit, wordt de kans niet groter dat men sterk voor Europese integratie is. Als zitting nemen in het Europees Parlement politici eurofiel maakt, dan zou de PVV-fractie inmiddels ook sterk Europees gezind moeten zijn. Hetzelfde geldt voor fracties als die van het Frans Front National en de Britse UK Independence Party. Zij passen ondanks hun jarenlange aanwezigheid in Brussel en Straatsburg hun opinie over Europa niet aan.
Hoe komt het dan dat Europarlementariërs vaak pro-Europees zijn als dat niet veroorzaakt wordt door hun langdurige aanwezigheid in het Europees Parlement? De reden lijkt eerder te zijn dat veel Europarlementariërs al vanaf de eerste dag in het Parlement pro-Europees waren. Zij hebben zich om deze reden gekandideerd en hadden al voor hun lidmaatschap Europese ambities en idealen. De Europese omgeving hoeft om deze reden helemaal geen invloed op hen uit te oefenen om hen pro-Europees te maken.
Als burgers geen pro-Europese Europarlementariërs willen, moeten ze bij de verkiezingen dus goed opletten op wie ze stemmen. Er is geen mysterieus proces waarbij politici die aanvankelijk neutraal tegenover Europa stonden na de verkiezingen langzaam van mening veranderden. Europarlementariërs die eurosceptisch het Europees Parlement betreden, komen er meestal ook eurosceptisch weer uit.
Chris Aalberts is auteur van Achter de PVV: waarom burgers op Geert Wilders stemmen. Hij onderzoekt momenteel de relatie tussen burgers en de Europese Unie.