Ooit dacht ik dat er een scheidslijn was tussen verbale provocaties en fysiek geweld. Bij geweld lag de grens van de vrijheid van meningsuiting. Iets dat van harte werd en wordt gepropagandeerd door mensen als Theo van Gogh, Hans Teeuwen en het clubje columnisten, politici, schrijvers en cartoonisten dat hier omheen cirkelt, zeker nadat Theo van Gogh vermoord werd. Vrijheid van meningsuiting moet volgens hen koste wat kost nagestreefd en verdedigd worden.
Hoewel ik het vaak niet met de meningen van deze mensen eens ben, ben ik wel voor hun definitie van vrijheid van meningsuiting. Ik vind dat men in een daadwerkelijk vrij land alles moet kunnen zeggen, schrijven en uiten.
Maar waar ik al enige tijd mee worstel is de consequentie hiervan, namelijk: hoe tolerant ben je voor de intoleranten? Ik ben bijvoorbeeld voor de volledige vrijheid van godsdienst, voor alle mogelijke uitingen ervan maar wanneer individuen zich opwerpen met een ideologie die volledig in strijd is met alles waar jij voor staat, wanneer bepaalde mensen de door de samenleving geboden vrijheden gebruiken om diezelfde vrijheid te ondermijnen, wat moet je daar dan tegen doen?
Intolerantie krijgt de ruimte in een tolerante samenleving en zou deze hiermee kunnen uithollen, ofwel Poppers paradox. Helaas is dat een gevolg dat we moeten accepteren als we vrijheid van meningsuiting interpreteren zoals ik hierboven beschrijf. Ik geloof overigens niet dat het ooit zo ver komt dat de samenleving op die wijze wordt uitgehold.
Toch leeft het gevoel van ‘bedreiging’ wel degelijk onder veel mensen uit de meest uiteenlopende politieke en ideologische stromingen in Nederland. Het bewijs zijn de vele rechtszaken wegens haatzaaien en belediging van de afgelopen jaren. Voorbeelden zijn de zaak tegen Geert Wilders, tegen cartoonisten als Gregorius Nekschot en de zaak tegen Bert Brussen omdat hij een tweet met daarin een bedreiging aan het adres van Geert Wilders retweette.
In alle gevallen was het de vraag: valt dit nog onder de vrijheid van meningsuiting, is het de vrijheid van een journalist om iemand, ongeacht wat hij zegt, te ‘quoten’ (gelukkig wel), hoever mag een politicus of een kunstenaar gaan om zijn punt te maken?
En in alle gevallen was er rechtspraak nodig om die grens aan te geven. Het bewijst dat er in Nederland angst heerst voor bepaalde groepen mensen die zeggen wat ze vinden, en wat zij vinden wordt door anderen ongewenst geacht. Het is eng dat er dan een rechterlijke macht nodig is om dit tot de orde te roepen.
De groep die na de dood van Theo Van Gogh het hardst riep om de verdediging van de vrijheid van meningsuiting lijkt nu met twee maten te meten. Ik constateer dat orthodoxe moslims, neonazi’s en radicaal links wat hen betreft niet dezelfde vrijheden behoeven om hun, vaak abjecte, standpunten aan de man te brengen.
Om dat te illustreren haal ik enkele voorbeelden uit Van Goghs oevre aan. Hoewel ik hem op een bepaalde manier bewonderenswaardig vond, zei hij toch frequent racistische en haatdragende dingen als “er is een vijfde colonne van geitenneukers in dit land, die autochtonen veracht en bespuwt”, “als iemand kanker verdient is het Paul Rosenmöller, de hopman van correct politiek Nederland”, en “wat ruikt het hier naar caramel? Vandaag verbranden ze alleen de suikerzieke joden”.
Wat mij betreft is dit allemaal behoorlijk abject. Van Gogh rechtvaardigde zijn uitspraken door te stellen dat hij ‘gewoon wilde kunnen zeggen wat hij vond’, iets wat ik tegelijkertijd steun, hoewel zijn ‘grappen’ niet leuk waren en zijn beledigingen grof en naargeestig. Net zo min grappig als een islamitische geestelijke die steniging van overspelige vrouwen voorstaat (let wel: voorstaat, niet oproept tot).
Van Goghs uitspraken waren niet zonder uitzondering van invloed op het publieke debat, op hoe bepaalde mensen dachten over de door hem aangesneden onderwerpen als islam en migranten. Als we het hebben over het beledigen van politici, dan waren zijn aantijgingen aan het adres van Fatima Elatik en Paul Rosenmöller niet mild. In een zeker opzicht was hij zeer intolerant, tegenover migranten uit Noord Afrika, tegenover moslims en tegenover linkse politici.
Maar dat moest hij wel kunnen zeggen volgens de vele columnisten en schrijvers na hem, en uiteraard volgens hemzelf. Wanneer Krapuul.nl politici vergelijkt met nazikopstukken, denk ik dat we ten eerste moeten uitkijken dat we hen niet te veel invloed toeschrijven door massaal op de achterste benen te gaan staan. Ten tweede zouden de verdedigers van de nalatenschap van Van Gogh moeten inzien dat grove, kwetsende en haatdragende uitingen net zo goed voor de heren en dames van Krapuul.nl gelden.
Negeren
In de Verenigde Staten demonstreren neonazi’s openlijk, met hakenkruisvlag en de hele santenkraam. Daar nemen de Amerikanen kennelijk minder aanstoot aan dan Nederlanders. De betogers krijgen soms zelfs politiebescherming tijdens hun demonstratie. Nu snap ik dat de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten minder gevoelig ligt dan hier maar het gaat om het principe. Wanneer je er zo min mogelijk aandacht aan besteedt, is er ook weinig aan de hand. Laat ze demonstreren. Laat ze pagina na pagina online zetten, met de meest uitzinnige verwensingen.
Verknipte zielen zullen er altijd zijn en die kun je het beste negeren. Zoals bijvoorbeeld de staatsondermijners van Sharia4Holland niet heel serieus te nemen waren, moeten we dit handjevol extreemlinkse stakkers ook lekker laten aanrommelen in de marge. Hoeveel invloed denk je nu werkelijk dat zij hebben, als we hen voortaan niet meer citeren of bekritiseren maar hun woorden beschouwen als lege hulzen, losse flodders en zinloos gebral?
Dat er een zekere onzichtbare grens is die weldenkende mensen niet overschrijden, dat accepteer ik van harte. En ik denk dat we elkaar er zeker op mogen/moeten aanspreken als iemand die grens overschrijdt want als je een constructief debat wilt voeren, dan moet dat op een manier gebeuren die elkaar de ruimte geeft. Diegenen die zich daar niet aan kunnen houden, die mogen we dan net zo goed (in het geval van Krapuul letterlijk) links laten liggen.
Bart Schut noemt het in zijn betoog niet voor niets de rioolgeur van het internet, dat impliceert dan toch dat dit afvoerputje genegeerd moet worden? Noem mij een massamoordverheerlijker, een neonazi of een geitenneuker, ik weet beter. Sinds Nekschot, Hans Teeuwen en Theo van Gogh mag het wel duidelijk zijn dat sentiment en gevoelens van de ander er veelal niet meer toe doen. Jij moet kunnen zeggen wat jij wilt, daar sta ik voor maar dan wel voor iedereen, ook voor de intoleranten en voor het uitschot van de samenleving.
We zijn immers niet verplicht om op alles en iedereen te reageren. Als we het onderling oplossen, hoeft er niemand aangifte te doen en dus hoeft de rechterlijke macht er niet aan te pas te komen om aan te geven wat wel en niet wenselijk is.
Controle van de staat over de vrijheid van meningsuiting, dat is daadwerkelijk iets om je zorgen over te maken.