Zo’n zevenhonderdvijfendertig stappen scheiden mijn dertien in een dozijn studentenhuis met één van de velen speelpleinen die Tilburg rijk is. Iedereen kent ‘m wel, het parkje om de hoek. De wildste droom van een klein kind. Een leuke glijbaan en klein klimrekje en genoeg zitgelegenheid voor de ouderlijke achterwerken. Maar niet alleen de kleine koters genieten van het openbare speelparadijs.
Als plattelandsjongen werden in de jonge jaren de ruimtes gevuld door gestrekte weilanden met kleine weggetjes die de dorpen met elkaar in verbinding brengen. Sinds de overgang naar het stadse bestaan, vult vooral baksteen de omgeving. Dan leer je de betekenis van een openbare achtertuin kennen.
Het Paduaplein is die achtertuin van Tilburg oud-Noord. Waar op de dag de peuters hun bladerkastelen maken, wordt de naastgelegen zonnestudio ’s nachts zes keer in het aangezicht geschoten. De huisvrouwen maken een kleine stop op één van de zitgelegenheden, terwijl zij lijdzaam toekijken hoe een rimpeltehuis een minioorlog voert met zijn loopondersteuning.
Ook al is het leven vertrokken, het Paduaplein heeft altijd wel een verhaal te vertellen. En ik mag luisteren.
Gisterenmiddag stond hij ineens voor me. Een grote jongen, diepgevormd en een hoofd dat op uitbarsten staat. Geheel toevallig. Tijdens een rondje wandelen wegens de combinatie van het mooie, warme weer en een saunakamer, liep ik hem tegen het lijf. Daar stond hij dan. Gesloopt. Door zijn jonge, bloedmooie fitnesscoach. Blonde haren, blauwe ogen. Hij heeft nooit een kans gehad.
Het lichaam van de man was leeg. Leeg gezogen door de vrouw van zijn dromen. Hij is op. Hij probeert een opdrukoefening. Verder dan een halve komt hij niet. Machteloos laat hij zich vallen op het vol gescheten asfalt. Ik bereik het bankje aan de achterzijde van het parkje en ga zitten. Hij staat weer op. Op naar weer een strijd tegen zichzelf.
Jasper heet hij. En Jasper heeft er genoeg van. Hij wil stoppen. Opgeven. Een big loser zijn. Maar dan echt de letterlijke verklaring. Verliezen van zichzelf. Geen idee hoe hij verder moet, tilt hij zichzelf maar weer eens omhoog. Weer een poging doen om het onmogelijk lijkende te realiseren.
Hij doet het alleen met zijn coach. Zonder talloze camera’s om zijn strijd vast te leggen. En dat is goed. De laatste tijd lijken er meer afvalprogramma’s gemaakt te worden dan hamburgers bij de MacDonalds. Natuurlijk. Het is meeslepende en inspirerende televisie, maar de vraag blijft: zouden deze mensen het ook doen zonder het aanbod van de tv-maatschappij?
Jasper is inmiddels in zijn strekhouding gaan zitten en volgt de instructies op. Zijn gezicht spreekt boekdelen: Jasper geniet niet. Nul. Maar hij gaat door. Ik wandel de bewoonde wereld weer in. Er komt een auto voorbij, bestuurd door een klein, opgezwollen vrouwtje. Daarna komt een man, met twee helmen verstopt onder zijn t-shirt, langsgepuft op de fiets.
Ik denk terug aan Jasper. Hij wil niet meer puffen dan fietsen. Dat maakt hem de grootste verliezer.