Rock ‘n Roll Junkie – over Herman Brood

25-10-2013 16:01

‘Het Verschijnsel Brood’, zo noemde Herman Brood, Nederlands enige rock-’n-rollster, zichzelf. Jan Eilander belicht ‘het verschijnsel’ – en daarmee ruim dertig jaar vaderlandse rock-’n-rollgeschiedenis – aan de hand van talloze interviews met mensen uit Broods naaste omgeving: met vriend en vijand, profiteurs en slachtoffers. Met z’n maatje uit de Israëlische kolenmijnen. Met de mannen van The Moans, Broods eerste band. Met de vrouwen die voor hem vielen en eenzaam achterbleven. Met de legendarische Cuby and The Blizzards. Met z’n moeder. Met z’n artist- en repertoiremanagers. Met z’n ‘Coach’, die hem uit de goot hielp, en hield. Met de muzikanten die zich ’s ochtends nog Wild Romance mochten noemen, en die ’s middags werden gedumpt.

Rock ‘n Roll Junkie is het meeslepende verhaal van een charismatische, door dierlijke instincten, pep en alcohol gedreven man, die op woensdag 11 juli 2001 een eind aan zijn leven maakte.

Aloha

Met de gebonden jaargangen van Aloha/Hitweek op schoot begon de allereerste research. De jaren zestig. De relatie met Cuby & the Blizzards. Stukjes in de krant over Groeten uit Grolloo, arrestaties in verband met overmatig dopegebruik.

Diepzeeduiken in de wereld van een vorige generatie.

Maar ‘t kon nog dieper. Naar een landschap dat nog niet ontgonnen was. De jeugd in Zwolle. De adolescentie in Arnhem. The Rolling Stones van Gelderland. Er waren foto’s, knipsels, gesprekken. ‘t Werd een uitermate gedetailleerd verslag van een fenomeen in z’n prenatale fase.

Maar ‘t begon pas echt te tintelen op de burelen van Muziekkrant Oor. Vanaf jaargang ‘74. Bladerend door de leggers kwam het moment steeds dichterbij. Het alibi. De motivatie die het monnikenwerk draagbaar maakte. Die elpee Street: een onuitwisbare indruk. Ongekende geluiden. Ongehoorde verhalen. Onbekende werelden.

Later, niet eens zo heel veel later, waren er mensen – journalisten, wijsneuzen, oudere zusters – die ‘t konden weten. En die zeiden dat het niks nieuws was. En dat ‘t allemaal beter kon.

Ja, maar dat was toen allang niks nieuws meer.

Een jonge leeftijd kleurt de bril roze, nostalgie ultraviolet.

Stimmt.

Maar zelfs nu – sinds de speurtocht – blijft dat oorspronkelijk alibi overeind. Die elpee Street.

Het laatste nummer van kant twee, ‘Feels like love’:

Every day you see a star like me

An endless line of people.

Some love you, some hate you

And some are even trying to make a fool out of you

Every once in a while someone is passing by

You can’t get off your mind

Someone is passing by

And gives you that precious little grain

I said, someone is passing by

And makes you feel real and keeps you out of the rain

And it feels like

 

Love? Liefde? Tsja…

In ieder geval, die precious little grain, of is het nu precious little grin, die is zoveel waard geweest. Wat een man.

Ontbloot bovenlichaam

Januari 1993, het Marriott Hotel presenteert een nieuwe bar. Op het programma, onder meer: Herman Brood overhandigt schilderij; Dennis Bergkamp overhandigt Oranje-shirt; Dennis Bergkamp en Herman Brood spelen potje tafelvoetbal.

Herman Brood staat in ontbloot bovenlichaam in het midden van z’n hotelkamer. Met gastvrij gebaar zet hij het deurtje van de minibar wagenwijd open. Manager Koos van Dijk fatsoeneert de kamer.

Of het al druk is beneden, wil hij weten.

Nouhou.

Brood laat zich op het hotelbed ploffen. Zapt naar een ander televisiekanaal.

Hij zucht. Waarom zou Dennis Bergkamp dit nou doen?

Waarom doet Brood het?

Een oude belofte. De eigenaar is een kennis van ‘m. En, zegt hij, hij moet het verschijnsel in de krant houden. Althans, klinkt het matjes, dat heeft hij in de krant gelezen.

Koos van Dijk maant ‘m tot spoed, ‘t Is tijd.

Oh ja.

Hij loopt met zijn gereedschap naar het toilet.

Camera’s snorren. Motordrives bzzzz-klikken. Hoogblond rekt de hals. Zonnebankbruin lacht. Gekende Amsterdammers slaan de vedetten van de avond op de schouders. De ogen van Dennis Bergkamp schieten schichtig heen en weer.

Herman Brood probeert zo gemakkelijk mogelijk over te komen, ook als societyverslaggever G.J. Dröge – de oom van Broods vrouw Xandra – hem aan een interviewtje onderwerpt. Het gespreksonderwerp betreft de horeca.

Dröge: ‘In discotheken, komt u daar wel eens.’

Brood: ‘Absoluut niet. Ik kom wel in bordelen, maar niet in discotheken.’

Dröge: ‘Wat is het bezwaar van discotheken?’

Brood: ‘Allereerst die doffe dreun, het geluid, maar dus dan zie je een leuk meisje aan de andere kant van de bar en dan moet je eerst door tachtig kerels heen roeien voordat je… en dan houdt nog iedereen je in de gaten. Ik hou van een bepaalde beschermde omgeving. Nou dan zijn er Elegance, favoriet, een bordeel op de Apollolaan. Eh… kijk, in bordelen laat men je met rust, dat is natuurlijk een soort code. Ja ik heb het niet over Yab Yum, dat gezeik over champagne daar.’

Dröge: ‘Wat vindt uw vrouw ervan dat u zo in het openbaar over bordelen praat?’

Brood: ‘Ja, dat is nou toch al te laat eigenlijk dus. Bovendien ben ik nu gewoon gemotiveerd… Is het voor mij een heel prettige omgeving. Je kunt er ook iets drinken zonder dat iedereen om je nek, eh… Zolang ik niet in functie ben wil ik graag in een café of in een bar zijn waar ik geen last heb van bezopenen.’

Als het feest een feest wordt, verdwijnt Brood.

Hij zegt: ‘Neem nou de motieven waarom mensen een schilderij van mij kopen. Omdat ze het schilderij wel leuk vinden. Nou dat lijkt me erg ver gezocht… Omdat ze mij een goede zanger vinden? Of omdat ze het hele pakket aantrekkelijk vinden. Kijk! Ik ben mij echt erg bewust van de noodzaak van publiciteit… Wanneer ik in functie ben, wanneer ik mijn kunstje kan doen… Met Dennis Bergkamp in het Marriott een opening verzorgen, dat vind ik bizar genoeg om het wel te doen. Omdat ik er nog steeds vanuit ga, dat je wel de interesse bij de mensen moet houden. Omdat ik denk dat het de verkoop stimuleert. Publiciteit staat heel hoog in het vaandel. Als ik maar in functie ben dan is dat de rechtvaardiging. Ondanks dat ik het heel erg vind om te doen.’

En er zijn meer sessies.

In de Spuistraat. Dwars over de weg hangt een breed banier: BROOD IN DANTE. Expositie, vernissage. Herman Brood zit – ontbloot bovenlijf – op een klein verhoginkje. Collega schilder Henk Schiffmacher tatoeëert het logo van colafabrikant Dr. Pepper op z’n arm. Brood zingt, lacht, entertaint, parodieert – bzzzz-klik – een van pijn vertrokken gezicht.

En is weg.

Brood: ‘Omdat ik getatoeëerd werd, moest ik zelf wel lijfelijk aanwezig zijn. Meestal rij ik op de fiets even heel hard langs. Ik weet niet hoe dat heet, dat onvermogen tot sociaal gedrag, maar ik kan het gewoon niet. Er komen allemaal mensen op je af, die je individueel wel aardig, minder aardig, of helemaal niet aardig vindt, maar die je in ieder geval verplichten tot een soort oppervlakkigheid. Omdat je je aandacht moet verdelen, ‘t Verplicht je tot een soort van plastic… Daarom betreur ik de koningin ook zo.’

Brood: ‘Ik kan me niet voorstellen dat men mij heeft zien socializen, terwijl ik ergens niks te zoeken had. Waar zich feestgedruis voordoet, op concerten in de AHOY, op houseparty’s weet je wel, alles wat met kuddes gepaard gaat daar, daar… ik begrijp niet hoe mensen met een gezond verstand zich daarin kunnen begeven. Het zijn nachtmerries voor mij om plotseling verzeild te raken in een menigte die door het dolle heen is. Want dan voel ik me altijd behoorlijk nuchter vergeleken bij die mensen.’

In Paradiso. De traditioneel uitverkochte voorjaarsshow. Twee keer drie kwartier plus viermaal de toegift. De zanger zingt, de pianist speelt zoals hij schildert. Expressionistisch. Hij kijkt, luistert, weifelt, schat in en strijkt een enkele maal over de toetsen. Na afloop tijdens het entre-nous met Amsterdam Rocks, houdt de manager de nooduitgang open, Brood vlucht.

Brood: ‘Ik zou het liefst alleen in grote steden optreden. Zodat ik lopend naar mijn hotel of huis kan ontsnappen… Met op de achtergrond nog het geroep om een toegift. Optredens op het platteland… Dat je voor je vervoer afhankelijk bent… Ik bedoel, je doet een show en dan moet je weg zijn. Dat is een soort showbizzinstinct. Ik merk het zelf als ik naar een band sta te kijken. The magie van het opkomen, het… That’s it, weet je. Er moet toch een soort van spanning zijn, een geheim gedeelte, zodat de liefhebber kan fantaseren. Het enige aanvaardbare motief om daar te blijven hangen is dat je een meid wilt versieren. Dat kan ik me nog voorstellen. Maar als je het leuk vindt om met mensen te praten die jouw muziek zo te gek vinden, dan zit er echt een steekje bij je los. Als je je pik stijf moet krijgen van mensen die zeggen dat ze jouw muziek zo te gek vinden…

…Als voetballer lijkt het mij ook te gek om in een stadion te staan, maar om daar zelf tussen te moeten… Wereldberoemd worden, dat was altijd het uitgangspunt. Ik bedoel, je maakt geen schilderijen of je schrijft geen songs bij de gedachte: als ze het in Noord-Holland maar goed vinden. Dan zul je zelfs Noord-Holland niet bereiken. Als je carrière wilt maken ga je van het hoogste uit. Dan probeer je het onderste uit de kan te halen. Maar ik voelde mij zeer ongelukkig toen ik uit Amerika terugkwam op Schiphol en daar een soort ontvangst stond, dat was te vergelijken met dat van de koningin… of erger nog. Ik wist daar totaal geen raad mee… En ik had er zelf aan meegewerkt.’

Nog meer sessies. In z’n atelier met dertig jonge ballerina’s. Video’s snorren, camera’s bzzzzz-klikken. Action painting. Artist at work. Verfkwast, rollers, spuitbussen, tubes braken gele verf. Over de balletpakjes. Met de meisjes er nog in. Op de dijen zijn signatuur.

En weg is hij.

In Fame, de megaplatenzaak. Action painting. Brood schildert de toonbank. Bzzzzz-klik. De eigenaar heeft Brood altijd bewonderd als zijnde… ja, een stuk tijdverschijnsel: ‘Een zeer veelzijdig mens, zowel met zijn muziek als met zijn kunst, hij blijft anders worden. Hij blijft veranderen. Hij blijft ons nooit vervelen.’ De vrouw van de eigenaar lacht dat Broods expressieve schilderkunst – ‘Perfecte kleuren, maar moeilijk te herkennen wat ‘t voorstelt’ – niet past in haar romantische, Italiaans ingerichte huis. De gasten eten een Brood-maaltijd, anticiperen op een gesprek met… Brood grasduint in het magazijn. En verdwijnt, met de cd’s van Nick Cave, Teenage Fanclub, Frank Black, Henry Rollins onder de arm.

Brood zit op een terras van een café. Op de achterste rij. Hij nipt van een driedubbele Kahlua met – wegens ‘erg gezond’ – warme melk. Twee vrouwen van pakweg vijfenveertig, wel van zijn leeftijd maar niet zijn ‘sien’, fietsen voorbij.

‘Héééééé Hermaaaan,’ gieren ze, ‘Hermannetje, hoe is het nou?’

Brood lacht beschroomd. En als het hele terras als één man achterom kijkt, krijgt hij een kop als een biet. Oogt als een – Zwols jargon – Malle Eppie.

Brood: ‘Ik zal het woord compensatie maar niet in mijn mond nemen. Het is allemaal heel eenvoudig uit te leggen. Het blijkt dus dat mijn verlegenheid oplost op het moment dat ik iets presteer… Allemaal heel overzichtelijk… Maar, eh… het is niet zo dat ik liever niet verlegen was en wel meedeed… aan het plastic geweld… op openingen en in kleedkamers.’

In z’n atelier. De camera snort, geluid loopt. De opdracht is simpel: zit, af, stil, niks doen.

Huh!

Hij schuift heen en weer op zijn stoel. Mompelt, dat dit dus geen sense maakt. Hij zet z’n zonnebril op, af, op, af.

Mmmmm, het vage schemergebied tussen ‘in functie’ en ‘uit functie’ wekt z’n irritatie. Hij hakt de knoop door. Zet de bril op. Slaat op z’n knieën en zingt The Beach Boys: ‘Catch a Wave.’