Miljoenen televisie- en internetkijkers over de wereld spreken op 4 november zijn achternaam uit: Brummelhuis. De 32-jarige Nederlander weet de camera’s op zich gericht als hij zijn entree maakt aan de finaletafel in Las Vegas. Een entree die in de verte aan de opkomst van darters in Engelse drankhuizen doet denken. Terwijl de spotlights op zijn zwarte zonnebril vallen, juichen de meegereisde fans mee op zijn muziek. Brummelhuis is een November Niner: één van de negen finalisten in de World Series of Poker. Nooit eerder bereikte een Nederlander de finale. De winnaar van het toernooi pakt ruim acht miljoen dollar. Maar zo ver is het nog niet. Met een bord geitenkaassalade en een kop koffie ontbijt hij vandaag in een Amsterdams café. Joggingbroek aan, want na het ontbijt begint zijn tennisles. Tussen de huisvrouwen. Kennen zij Michiel Brummelhuis eigenlijk? “Nee, joh. Poker heeft hier toch geen aanzien?” Voegt daar direct aan toe: “En eigenlijk is dat wel prima.”
“Alweer die vergelijking met darten?” vraagt de Amsterdammer met een glimlach. Hij kent de imaginaire familieband tussen de kroegsporten. Toch is poker meer het stoere neefje van het dikke jongetje met een pul bier en pijltjes in zijn hand. Poker is whisky drinken op antieke stoelen in een schimmige huiskamer waar sigarenrook kringelt, en dan eens zien wie het best kan bluffen. Of niet?
“Nee,” bestrijdt Brummelhuis de ouderwetse stelling nuchter. “Poker is ook entertainment geworden, maar dan vooral bij een groot evenement als de finale van de World Series. Daar branden de televisielampen en speel je voor publiek. Maar je dagelijkse werk doe je gewoon op je laptop, dat lijkt meer op beurshandel. Je verdient het meeste geld met online spelen, de toernooien in casino’s zijn meer een leuke afwisseling. Als je die wilt winnen heb je naast goed spel ook veel geluk nodig, zoals ik ook heb gehad bij de World Series. Daar zat ik vaak met slechte spelers aan tafel die hun chips ook nog eens bij mij inleverden.”
Op internet geldt daarentegen de wet van de grote getallen. “Als ik twintigduizend potjes per maand speel, en dat is niet ongebruikelijk, dan ebt de geluksfactor weg.”
En dus klapt de professional wanneer het hem uitkomt zijn laptop open, verdient hij zijn geld en duwt hij het scherm weer dicht. “Dan zit de werkdag er weer op.”
Brummelhuis spreekt op zakelijke toon over zijn baan. Toch is de finale van de World Series een groot evenement waar veel media-aandacht naar uitgaat. “Ik kan wel lachen om die hype, maar het is prima als de aandacht straks weer is verdwenen.” De glitter en glamour doen hem niet zoveel. Vlak na het behalen van de finale noemde een Amerikaanse reporter hem een ‘huge celebrity’, Brummelhuis reageert er bescheiden op: “Het zou kunnen dat ze me in Amerika wel kennen, ja.”
Op een billboard bij Holland Casino staat de pokerspeler groot afgebeeld. “Dat is wel geestig, zoiets maak je ook niet iedere dag mee.”
Hij prikt de salade aan zijn vork en neemt een hap. Showbizz is nauwelijks interessant.
Hoe heeft de finaleplaats op het prestigieuze WK Poker jouw leven veranderd?
“Het belangrijkste is de financiële rust. Met het bereiken van de finaletafel heb ik in ieder geval al 733.224,- dollar gewonnen, dat biedt zekerheid. Daarnaast ben ik ambassadeur geworden van Holland Casino en heb ik een mooi sponsorcontract bij pokersite 888 getekend. Ik heb net een zoon gekregen en het geeft een aangenaam gevoel om te weten dat ik hem alles kan bieden.”
Je bent de eerste Nederlander die zo ver in dit toernooi is gekomen. Hoe hebben je Nederlandse collega’s gereageerd?
“Ze hebben me hartelijk gefeliciteerd, dat gaat allemaal heel vriendschappelijk. De Nederlandse pokerscene is erg leuk; veel jongens wonen in Amsterdam en zijn zo tussen de 23 en 35 jaar oud. Als je elkaar niet in Amsterdam tegenkomt, dan wel op internationale toernooien in bijvoorbeeld Parijs of Las Vegas.”
Hoe groot is die scene?
“Ik kan zo wel tachtig mensen opnoemen die vooral online echt veel geld verdienen. Voor hen is poker ook gewoon werk. Als we elkaar tegenkomen bespreken we vaak situaties die we tijdens het spel hebben meegemaakt, zo helpen we elkaar weer beter te worden.”
De hulp van enkele van zijn pokervrienden blijkt ook uit de voorbereiding van de grote finale in Las Vegas. Brummelhuis formeerde al tweemaal een gezelschap van negen man om het spel aan de Final Table te simuleren. “Iedere speler nam een karakter aan van een finalist en kreeg het aantal fiches dat deze karakters in werkelijkheid ook hebben. Ik begin qua aantal fiches als zevende van de negen en ik heb in deze proefpotjes al wel geleerd dat ik straks niet al te veel risico kan nemen. De grote stacks (spelers met veel fiches) kunnen me namelijk eenvoudig onder druk zetten, waardoor ik niet te veel kan bluffen.”
Wat voor pokerspeler ben je eigenlijk?
“Ik denk dat ik een onvoorspelbare speler ben. Ik probeer in veel potjes te komen met tegenstanders waarvan ik denk dat ze zwakker zijn. Dan moet je ook agressief spelen, dat wil zeggen dat je niet bang bent om hoog in te zetten of om te bluffen.”
Hoe leuk is bluffen? Is het vergelijkbaar met het door de benen spelen van een voetballer?
“Nou, in het voetbal gebeurt dat niet zo veel, hè? Dan zou ik het eerder als een leep stiftballetje omschrijven. Maar als er veel geld in de pot zit en je durft op televisie je tegenstander op de laatste kaart van de hand te zetten, terwijl je weet dat hij betere kaarten heeft, dan speel je hem zogezegd toch knap door de benen, ja.”
Michiel Brummelhuis bluft volgens het boekje
http://www.youtube.com/watch?v=CJllYGNQ1O8
Brummelhuis bestelt nog een koffie verkeerd. Ontspannen leunt hij achterover op z’n stoel, van zenuwen voor de finale is nog geen sprake. In een spel als poker, waarbij iedere hand die je speelt theoretisch de laatste kan zijn, is het lastig een voorspelling te doen over de kansen in de finale. Desgevraagd blikt hij toch vooruit.
“De speler met de meeste fiches is favoriet, zoveel is duidelijk. Verder zijn het allemaal goede professionals, er zit slechts één amateurspeler aan tafel. Hij is wel de zwakste, denk ik, maar ik sta met mijn zevende plek ook niet op poleposition. Het zou in ieder geval heel zuur zijn als ik er snel uitvlieg. Je speelt daar toch om nog meer geld te verdienen; tussen iedere plek die je uiteindelijk hoger eindigt zit weer een groot financieel verschil. Dat gaat om tonnen, een half miljoen, of zelfs nog meer.”
Een slok koffie en hij vervolgt: “Het zou ook niet leuk zijn voor iedereen die meereist. Mijn ouders, vriendin, broer, zus en vrienden zijn er allemaal bij. De zaal biedt ruimte aan 1800 toeschouwers en iedere speler heeft 125 vrijkaartjes gekregen. Dan wil je niet dat je na de tweede hand al je spullen kan pakken.”
En, droom even mee, wat gebeurt er als je wint?
Veert op: “Fucking gekkenhuis.” En direct weer realistisch: “Maar wat moet je met zo veel geld? Om eerlijk te zijn, ik verdien nu genoeg geld…”
Hoeveel geld?
“…genoeg geld. Ik heb een fijn huisje, een auto, ik kan met vakantie en iedere dag uit eten. Ik zou niet zo goed weten wat ik per se nog meer nodig heb.”
Het klinkt wat calvinistisch.
“Ja, maar ik heb geen hele dure dingen op mijn verlanglijst staan. Zoals ik nu leef heb ik werkelijk niets te klagen. Moet ik dan zomaar veel te dure horloges gaan kopen?” Denkt even na. “Nou, nu ik het zeg. Ik moet eigenlijk wel een horloge kopen, maar dan zo’n enorm gekleurd digitaal klokwerk. Zo’n speelgoedhorloge, bedoel ik, daar liep ik vroeger altijd mee. Veel pokerspelers dragen wel extreem dure horloges, dan is het best grappig om daar straks in de finale enigszins de draak mee te steken.”
Het glimlachende kwajongensgezicht valt terug in de pokerplooien bij de vraag wat hij zijn zoontje adviseert als hij later ook overweegt om professioneel pokerspeler te worden.
“Dan zeg ik: Ben je helemaal gek geworden?”
Die zag ik niet aankomen. Leg eens uit.
“Nou, ik wist vanaf mijn zestiende dat ik wilde pokeren en ik heb er tot op de dag van vandaag geen spijt van gehad. Maar bij mij heeft de keuze goed uitgepakt, ik ken veel verhalen van spelers die zich flink in de schulden hebben gewerkt. Het is wel een risicovol beroep, ik heb mijn omgeving ook moeten overtuigen dat ik er daadwerkelijk mijn geld mee kon verdienen. Nu kan ik zeggen dat ik het trucje beheers, maar ik heb liever dat hij eerst zijn diploma’s haalt en dan vooral gaat doen wat hij zelf graag wil.”
Poker als beroep wordt ook niet altijd even serieus wordt genomen door de buitenwacht, toch?
“Klopt, maar in mijn geval zou ik een dief van mijn eigen portemonnee zijn als ik ermee stop. Ik weet dat het leven duur is en dat je later nog heel veel moet betalen, dus als ik nu goed verdien en mijn eigen tijd kan indelen, dan moet ik er toch het maximale uithalen? Ik zou ook geen loonslaaf kunnen zijn die veertig uur per week voor zijn baas werkt. ”
Dus je blijft pokeren tot je oude dag?
“Ik denk dat ik wel altijd blijf spelen, ja. Vanaf half november huur ik met een paar vrienden een kantoorruimte aan de Amstel en wordt poker nog meer een reguliere baan. Dan beginnen we rond tien uur ‘s ochtends en gaan we rond etenstijd weer naar huis. Daarbij kan ik op deze manier geld blijven verdienen om ook andere projecten te beginnen, want je wil niet je hele leven alleen maar gepokerd hebben. Ik denk dat ieder mens iets wil maken, iets wil toevoegen aan de samenleving. Dat idee zal ik in de toekomst meer en meer vorm gaan geven.
Maar eerst wacht de reis naar Las Vegas. Het toernooi waar Brummelhuis tot dusverre “over geluk niet te klagen heeft gehad”, al past een dergelijke opmerking goed bij zijn bescheiden karakter. Terwijl het lege bord van de geitenkaassalade plaatsmaakt voor de rekening, rest dus de vraag wat men hem het beste kan wensen voor de finale: plezier, succes of geluk?
“Geluk. Aan de finaletafel is het niveau gewoon heel hoog, zelfs als je heel goed speelt blijf je afhankelijk van de factor geluk. Tijdens de twee simulaties met vrienden kreeg ik telkens slechte kaarten, laten we hopen dat het gezegde driemaal is scheeprecht ook in Las Vegas van kracht is.”
Na een gezonde discussie over wie de rekening betaalt (nooit de geïnterviewde, zelfs niet na drie keer aanbieden), vertrekt Brummelhuis richting de tennisbaan. Hij heeft les, tussen de huisvrouwen. Of zij hem als pokerspeler herkennen?
Hij lacht: “Nee, joh. Poker heeft hier toch helemaal geen aanzien. En dat is niet erg. Het is gewoon mijn werk; dat was zo voor de finale en dat blijft zo na de finale. Alleen dan niet meer in schijnwerpers. Prima, toch?”