Ze sloeg een arm om de man die zijn dromen lag te dromen. De man van haar dromen, maakte ze zichzelf wijs. In zijn hoofd bestonden dromen niet, ze waren waarheid te worden gedachten. Alles moest normaal. Werk, gezin, kerk. Zekerheid. Alles was goed en mooi. Er wás zekerheid, nooit hoefde ze zich zorgen te maken, zei hij. Opgepoetst voor de buitenwereld. Geen enkele vreemde uitspatting. Weten dat de koffie morgenochtend weer op tafel staat te dampen, zoals iedere dag. Een onzichtbaar touw van angst voor een ongeleefd leven greep haar keel. De klokken lachten haar hard en schamper uit.
Beeld: Shutterstock