Distel, Rooie Waas en Wolvon zijn slechts drie van de vele nieuwe bands die de experimentele voorhoede vormen van de Nederlandse popmuziek. Bands die opgepikt worden door kleine labels maar vooralsnog te obscuur zijn voor de grote media. En hun muziek is (nog) niet hip genoeg voor dat ene minuutje in De Wereld Draait Door. Tot slot: Wolvon.
Dan doe je iets wat je eigenlijk niet zou moeten doen maar het ter voorbereiding toch gaat doen. Recensies lezen over deze plaat. Weinig stukjes doen recht aan het debuut van Wolvon. Het Groningse drietal wordt met name vaak vergeleken met andere gitaarbands. Soms zijn de vergelijkingen begrijpelijk, maar meestal voorspelbaar om niet te zeggen misplaatst. Dat Wolvon in een standaardrockbezetting van zang, gitaar, bas en drums onverwacht de decibellen ophoogt wil niet zeggen dat de muziek meteen op Sonic Youth lijkt. Die band schroefde de snaren van de gitaarhals, zette ze in omgekeerde volgorde er weer op of stemde ze alle zes in een toonsoort die afweek van het gangbare. Bij Wolvon is echter geen sprake van deze techniek. Vreemder is de vergelijking met Shellac. De in mathematische structuren afgebakende semi-hardcorepunk van deze Amerikanen heeft net zoveel met Wolvon van doen als de bubblegumpop van Lady Gaga. Helemaal niets dus.
Wolvon uit Groningen doet alles net even anders. De zanger zingt melodieën die simpelweg een kant op gaan waar niemand het verwacht, waar de muziek niet lijkt te zijn. Zo klonk het destijds ook bij LUL, die andere band uit het hoge noorden; om dan toch ook maar een vergelijking te maken. Dat notoire gezelschap uit Friesland, evenals Wolvon een trio, haalde inspiratie bij onder meer This Heat, zodat we vanzelf uitkomen bij de postpunk uit het begin van de jaren tachtig. Want daaruit put Wolvon nog het vaakst. In vakjargon ook wel John Peelmuziek genoemd, naar de vermaarde diskjockey annex promotor van alles wat onafhankelijk, dwars en alternatief was toen dat laatste woord niet eens bestond om muziek te duiden.
Bij Wolvon kringelen en snerpen de gitaren zoals gezegd melodieën die anders klinken dan de zanger. Wanneer de crescendo’s tot een zekere mate van uh, euforie neigen, keert het totaalgeluid op tijd naar binnen om de melancholie op te gaan zoeken, én te vinden. Niet dat dit alles vooraf wordt aangekondigd overigens. Het zijn cadeautjes die de luisteraar zelf mag uitpakken en op waarde moet schatten. Verdomd, zo hadden we het al een tijdje niet meer gehoord. Net als de drummer. Niks boemtsjak in de maat maar de complete postpunk per drumstel op zijn Keith Moons bij elkaar roffelend. Over uitpakken gesproken: de albumhoes is een kunststukje op zich. Een van bovenaf openklappend mozaïek met de optie van naar het schijnt 81 verschillende dichtvouwmogelijkheden. Prachtplaat.
Wolvon – folds. (Subroutine 2013)