Een overheid die de maatschappij effectief en efficiënt dient, kan alleen bestaan als het geleid wordt als een commercieel bedrijf: NV Nederland. Dit is de enige levensvatbare invulling bij de moderne dynamiek en complexiteit van onze maatschappij. De overheid in haar huidige (non-profit) bestaansvorm is de dinosaurus van onze samenleving; tot uitsterven gedoemd.
De functie van de overheid is het naar tevredenheid van haar klanten (de burgers en het bedrijfsleven) uitvoeren van haar taken; controle erop te faciliteren en verantwoording af te leggen. De overheid heeft hiertoe een afgebakend takenpakket waarmee algemene maatschappelijke behoeftes behoren te worden vervuld.
Dit dient de onverdeelde aandacht van de eindverantwoordelijken te hebben. Veranderen de omstandigheden? Verandert de vraag? Zijn dienst en product nog wel afgestemd op de markt? Is de organisatie nog wel slagvaardig? Een bedrijf anticipeert, handelt pro-actief en acteert snel als het zijn bestaansrecht wil behouden.
Ergo: de overheid kan haar bestaansrecht (feitelijk: haar actuele bestaansvorm) slechts legitimeren via continue interactie met haar klanten ter vervulling van diens behoeften.
Ik krijg echter de indruk dat een belangrijk deel van de burgers het functioneren van de overheid niet echt kan waarderen, gezien de uitslagen van polls. Uit een rapportcijfer van 4.6 spreekt een heldere boodschap: regering, U bent gezakt! (Bron: Ipsos, 22 oktober).
En het bedrijfsleven? Uitspraak: Michaël van Straalen, interim-voorzitter werkgevers-vereniging MKB-Nederland over de overheid: “Sinds 2008 zijn we met elkaar in Nederland niet meer gaan verdienen, maar de uitgaven zijn vanaf die periode wel met 45 miljard (!!) euro gestegen”.
Om dus (beter) te functioneren behoeft de structuur, werkwijze en de daarmee samenhangende financiering van de overheid aanpassing aan de moderne maatschappij.
Nu is nog steeds de keuze van uitvoering en de daarbij behorende prioriteiten gebaseerd op politieke stokpaardjes, ruilhandel tussen partijen, aannames en wettelijke verplichtingen, in plaats van het bedienen van klanten. Een marktonderzoek houden om na te gaan of een dienst/product aan een behoefte voldoet? Een klanttevredenheidsonderzoek? Research naar maatschappelijke ontwikkelingen? Ik vind daar niets van terug.
Wat zie ik wel? Kennen we allemaal niet de jaarlijkse verhogingen van de gemeentebelastingen? En op landelijk niveau de BTW- en accijnsverhogingen? Dit zijn prijsverhogingen um sonst, die getuigen van een schrijnend gebrek aan realiteitszin bij de overheid. Inkomsten horen afhankelijk te zijn van de kwaliteit van de dienst; de dienst is geen melkkoe om (extra) inkomsten te genereren.
Daarnaast worden begrotingen aangepast aan (lees: toegeschreven naar) de gemaakte uitgaven. Fout! Een begroting dient als broodnodige rem op de veelal ongebreidelde lust tot uitgeven.
Dat de overheid geen concurrent heeft is geen excuus om op deze wijze te “functioneren”. Nogmaals: Ook de overheid dient gericht te zijn op het veiligstellen van haar bestaansrecht. Waarbij de tering naar de nering gezet word, niet andersom.
De organisatie dient ingericht te zijn voor haar functie binnen de maatschappij. Processen behoren efficiënt te zijn en continue geoptimaliseerd te worden. De te verlenen diensten en de te leveren producten moeten van hoogwaardige kwaliteit te zijn. Medewerkers kunnen beloond naar én afgerekend worden op opleiding, inzet, ervaring en bijdrage aan het resultaat.
Resultaat dient men te meten en te maximaliseren binnen de gestelde kaders. Verantwoording behoort jaarlijks afgelegd te worden aan de aandeelhouders van NV Nederland: de burgers.
Dat bij de overheid betrokken belanghebbenden het soms even niet meer helder zien is jammer. Voorbeeld? Corrie van Brenk, voorzitter ambtenarenbond Abvakabo FNV, over de overheid: “Stop met de obsessie voor een kleine overheid. We hebben een goed werkende overheid nodig. Dat is goed voor de mensen, goed voor de veiligheid en goed voor de economie”.
Er is geen obsessie voor een kleine overheid, Corrie; er is de obsessie voor een minder grote, minder logge, minder arrogante, minder ineffectieve, minder inefficiënte en meer controleerbare overheid.
Een goed functionerende organisatie beschikt over een ervaren, gespecialiseerd bestuur, strikt gescheiden functionerend van de directie (de uitvoerende macht)
De ministers, zijnde de bestuurders van onze overheid, hebben echter wetgevende én uitvoerende macht.
Ministers worden daarnaast nog eens gekozen in een ingewikkeld spel wat slechts de partijpolitiek en het persoonlijk belang dient, niet het landsbelang.
Welke spelelementen zijn er? In willekeurige volgorde: Persoonlijke voorkeuren van kiezers, gebaseerd op de mooie babbel van een politicus. De trouw (lees: vastgeroeste dogma’s) van een partijlid en diens staat van dienst (lees: scorend vermogen) binnen een partij. De gun-factor tussen partijen (lees: koehandel). Deze factoren bepalen of iemand behoort tot de groep waaruit ministers gekozen worden.
En dan? Vervolgens bepaalt de verkiezingsuitslag (een momentopname gestuurd door emoties) welke partij het voortouw dient te nemen (de grootste!). De partijleider van dat moment heeft zijn voorkeuren voor coalitiegenoten (“iedereen, maar niet de PVV”).
Als het gemarchandeer over de verdeling van de posten dan eindelijk achter de rug is, worden in de partijen de minst slecht passende poppetjes bij de posities gezocht. Hoezo een evenwichtige keuze op benodigde kwaliteiten en specialismen?
Diverse ministers roepen met hun houding (Hennis-Plasschaert, Opstelten) of uitspraken (Rutte, Deijsselbloem) al de twijfel op of het poppetje wel op die positie thuishoort in het bestuur van NV Nederland.
Wordt een succesvolle commerciële organisatie gesteund door een professioneel, goed opgeleid en in de praktijk ervaren, gespecialiseerd management; in de politiek worden de 2e en 1e kamer samengesteld uit mensen met politieke ambities. Ze zijn vooral “ergens” hoog in opgeleid en hebben vaak een meer algemene ervaring.
Niet het soort management waarbij ik me als bestuur echt gerust over zou voelen. Temeer als we beseffen dat de kamers samen met de ministerraad vergaande wetgevende macht hebben. Allerlei politieke ideeën en stokpaardjes worden steeds vaker in gecompliceerde wetten omgezet, na uitputtend onderhandelen en vele aanpassingen om er maar een meerderheid voor te verwerven.
En waar klaagt ondernemend Nederland al decennia over? De enorme hoeveelheid wettelijke regeltjes en voorschriften. O ja, wat u als als burger betreft, u wordt geacht de wet te kennen, houdt u elk jaar al die nieuwe wetten en wijzigingen wel even netjes bij?
Daarbij blijken Kamerleden gezien hun uitspraken lang niet altijd het licht gezien te hebben: Kamerlid Mark Harbers, VVD, recent tijdens de financiële beschouwingen. “Er zijn nog steeds economen die oproepen nog meer uit te geven. Maar dergelijk stimuleringsbeleid heeft in Nederland weinig zin. Geen wonder dat organisaties als het IMF en de Oeso Nederland in het verleden hebben opgeroepen meer uit te geven. Dat lekt immers allemaal naar het buitenland. Het is tijd om te stoppen met die Keynesiaanse kolder in de polder.”
Graag méér uitgeven aan het creëren van werk en minder uitgeven aan (onder andere) de overheid, beste Mark. En haal de kolder uit je eigen kop. Je haalt het niveau van Keynes (nog) niet echt…
Kortweg: wie komt met goede adviezen hoe we zo snel mogelijk onze prehistorische dino kunnen laten evolueren in een eigentijdse (oranje) leeuw?
Paul Gieltjes is auteur van het blog The Smile of a Clown: thesmileofaclown.wordpress.com & thesmileofaclown.blogspot.com