Wetenschappers geven nog steeds de media de schuld van hun problemen. Dat is de pijnlijke conclusie die je moet trekken na lezen van het pamflet van ‘Science in transition’. Science in transition is een initiatief van vier man (drie uit Utrecht, een van de UvA), met als belangrijkste drijvende kracht Frank Miedema, decaan van het UMC Utrecht. De heren maken zich ernstig zorgen om de richting waarin de wetenschap zich ontwikkeld, en ze timmeren aardig aan de weg. Donderdag en vrijdag 7 en 8 november organiseren ze zelfs een tweedaagse conferentie bij de KNAW.
Die zorgen, daar kan iedereen zich wel wat bij voorstellen. De fraudegevallen buitelen de laatste jaren over elkaar heen. De tijd dat wetenschappers als onkreukbare zoekers naar de waarheid werden beschouwd, ligt vér achter ons. Het grote publiek weet inmiddels dat bedrijven en instellingen wetenschappelijke resultaten kunnen ‘kopen’ en heeft dat ook geen enkel vertrouwen in wetenschappers die uitspraken doen over zaken als straling, schaliegas, vaccinaties en ga zo maar door. Maar niet alleen naar buiten, ook bínnen de wetenschap zijn er grote problemen. De immense publicatiedruk, vooral op de schouders van promovendi en postdocs, leidt tot slordigheid, verspilling van talent, en een vloedgolf aan nauwelijks nuttige publicaties. Instituten, universiteiten en overheden stimuleren het blind staren op eeuwige hijgerige lijstjes en de obsessie dat je moet publiceren in een handjevol toptijdschriften. Die tijdschriften vervormen op hun beurt de ontwikkeling van de wetenschap door de voorkeur te geven aan resultaten die mooi klinken maar vaak weinig voorstellen. Veel onderzoek dat uiterst nuttig is maar minder spectaculair, verdwaalt in mindere titels die niet ‘meetellen’ of verschijnt überhaupt niet. Wetenschap is, kortom, een commercieel, spilziek circus geworden.
Tot zover geen nieuws. Werk aan de winkel, dat is duidelijk. Het Position Paper van het clubje ‘Science in Transition’ is dan ook getiteld: ‘Waarom de wetenschap niet werkt zoals het moet, en wat daar aan te doen is’. Ferme taal. Welnu, wie bij deze vier heren op zoek gaat naar actiepunten, valt van de ene teleurstelling in de andere. Ik citeer hierna uit hun ‘conclusies en aanbevelingen’. De heren hebben de problemen in acht onderdelen verdeeld. Ik vat de problemen kort samen, maar geef de volledige ‘Aanbeveling’ uit de Paper. Saai, maar dan weet u dat ik niet selecteer:
Aanbeveling: ‘De initiatiefnemers van Science in Transition denken dat nieuwe checks and balances in het wetenschappelijk systeem nodig zijn. Daarin wordt wetenschap gewaardeerd om de maatschappelijke meerwaarde die het oplevert en daarin beslissen maatschappelijke stakeholders mee over de kennisproductie. Het is bovendien cruciaal dat het publiek beter gaat begrijpen hoe wetenschap tot stand komt en welke belangen een rol spelen.
Aanbeveling: we moeten het publiek informeren over de onzekerheid van wetenschappelijke resultaten, over de manier waarop resultaten tot stand komen en over de alledaagse motieven van wetenschappers. Dat voorkomt het theatrale publieke onbegrip over discussiërende wetenschappers, over kennis die toch niet waar blijkt te zijn en over zich misdragende wetenschappers.
Aanbeveling: formuleer nieuwe maatstaven waarlangs wetenschappers en wetenschappelijke resultaten beoordeeld worden, en waarin de maatschappelijke waarde van het onderzoek nadrukkelijk meeweegt. betrek maatschappelijke stakeholders bij de verdeling van onderzoeksgeld en bij het stellen van prioriteiten in het onderzoek.
Aanbeveling: vertel het publiek hoe de wetenschap écht werkt. Diepgaande verschillen van inzicht zijn onderdeel van de wetenschap en politieke discussies kunnen niet door wetenschap alleen worden beslecht. Wetenschappelijke discussies zijn ook vaak morele of politieke discussies waarin wereldbeelden en ideeën over waar de samenleving naar toe moet een grote rol spelen.
Aanbeveling: de financiële afhankelijkheid van externe partijen brengt schaduwzijden en risico’s mee die alleen door strikte afspraken vooraf en streng toezicht kunnen worden geminimaliseerd. Laat publiek zien hoe wetenschappelijke besluiten over maatschappelijke kwesties genomen worden. Maak duidelijk dat de belangen die een rol spelen niet per sé schadelijk zijn, onderhandeling is een deel van het proces. Als men onderzoekers hoort spreken op congressen, in het publiek en in de media moet men bedenken dat zij ook persoonlijke motieven hebben en hun argumenten op basis daarvan analyseren en waarderen.
Aanbeveling: journalisten van het kaliber Joris Luyendijk zouden de mechanismen áchter de wetenschap moeten blootleggen.
Aanbeveling: zowel bij fundamenteel als toegepast onderzoek moet de maatschappij meehelpen bij het vaststellen van onderzoeksprioriteiten. De wetenschap kan haar eigen koers niet op wetenschappelijke wijze bepalen. Daarvoor zijn brede debatten en afwegingen nodig. De agenda van de wetenschap is een zaak van de samenleving. Strijdige inzichten rond wetenschappelijk onderzoek dat beleid en politiek wil adviseren behoren niet op de achtergrond te worden gehoord maar op een publiek podium. Laat vaker onderzoekers naar de Tweede Kamer komen, wees minder bang voor tegenstrijdige adviezen, probeer te achterhalen waar de verschillen vandaan komen, knip eventueel problemen in delen op als er geen algehele oplossing is te bereiken. Laat experimenten toe, leer van verkeerde wegen.
Aanbeveling: richt de universitaire studie geesteswetenschappen en sociale wetenschappen opnieuw in, focus minder op onderzoek en meer op onderwijs. Het leraarschap als beroepsprofiel voor academici moet in ere hersteld worden, met bijpassende beloning.
Net als Joris!
Nogmaals, de problemen zijn helder. En er is ook al veel eerder, lang en breed, nagedacht over wat er moet veranderen. De positie van promovendi en postdocs moet verbeterd. Universiteiten en instituten moeten niet meer geilen op toptitels en lijstjes, maar werken aan nieuwe beoordelingssystemen voor relevant onderzoek – waarmee je internationaal vast niet scoort, maar so what? Alles wat met onderzoek te maken heeft, moet openbaar worden gemaakt, van de harde data tot vergadernotulen. Er moet actieve controle komen op fraude (niet negeren, geen tranen achteraf of zeggen dat de wetenschap ‘zelfcorrigerend’ is). En ga zo maar door. Juist mensen als Frank Miedema, die de praktijk door en door kennen (Miedema zat ooit hoog in de rat race van het aidsonderzoek), zouden hier heel gemakkelijk met concrete voorstellen kunnen komen. Als ze dat durven, want er moet héél veel veranderen. Maar wat lezen we? Wat zijn de oplossingen? Een vage opmerking over ‘nieuwe checks and balances in het wetenschappelijk systeem’, en daarna volgt zo’n vijf keer dezelfde conclusie: het ligt aan het publiek, en de journalistiek. Het publiek moet beter weten hoe wetenschap werkt. Moet weten dat wetenschap geen zekerheden levert, dat wetenschappers mensen zijn. Dat voorkomt volgens de auteurs ‘het theatrale onbegrip’ (niks aan de hand!) als het gaat om fraude en belangenverstrengeling. Het publiek moet niet schrikken van wetenschappers met een dubbele agenda of van de invloed van andere belanghebbenden. En dat alles moet ze liefst verteld op de manier van Joris Luyendijk (die, zoals u weet, als mosterd na de maaltijd bij bankiers ging vragen wat ze tientallen jaren lang hadden uitgevreten).
Het is een mooi stuk, dat Paper. Met vaart geschreven, met hier en daar geklets (uiteraard over televisie), en dat hoofdstuk over de teloorgang en de totale reorganisatie van de geesteswetenschappen is een vreemde eend in de bijt (en duidelijk van een andere hand dan Miedema). Maar het is vooral een zwaar teleurstellend stuk. Het zet geen stap verder. Zoals zovelen in de wetenschap met oogkleppen op, denken ook deze vier blijkbaar dat bijna alles wel goed komt als je het publiek maar beter informeert over wat wetenschap nou écht is. Toegegeven, de wetenschapsjournalistiek bestaat op dit moment grotendeels uit het vertellen van spannende verhaaltjes. Over geweldige ontdekkingen en maffe deeltjes. Het wetenschapsbedrijf, daar is veel te weinig interesse voor. Vandaar dat deze tak van journalistiek ook zo laag op de journalistieke ladder staat. Het zijn jochies en meisjes die over speeltjes praten, en woordvoerders geloven op hun blauwe ogen. Dat vak is zwaar verouderd. Maar Miedema en consorten doen net alsof journalisten een-twee-drie toegang zullen krijgen in de ivoren toren. En wat zo mogelijk nóg vreemder is, ze denken dat als wetenschapsjournalisten een realistisch beeld zouden geven van de wetenschap, allerlei problemen plots verdwijnen. Het publiek zal dan leren dat er behoorlijk wat wordt geknoeid, en zal dus minder schrikken van knoeiers. Maar is dat een oplossing voor het fraudeprobleem? Het zal leren dat heel veel (en steeds meer) onderzoek door belanghebbende partijen wordt betaald, die een bepaald resultaat verlangen en weigeren toestemming te geven voor de publicatie van ongewenste uitkomsten – zal die kennis het vertrouwen in de wetenschap écht vergroten?
En dan even heel kort over een tweede thema dat vier keer opduikt in de aanbevelingen, dat van de ‘maatschappelijke stakeholders’ of ‘de maatschappij’ die moet meepraten over de onderzoeksagenda. Lekker vaag, maar het is wel duidelijk waar dat vandaan komt. Het kabinet heeft onlangs een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) afgekondigd naar de financiering van wetenschap. Da’s een heel zwaar middel, waarbij Financiën een dikke vinger in de pap krijgt. Het is onvermijdelijk dat die IBO grote gevolgen gaat hebben voor de wetenschap. Niemand weet wat er gaat gebeuren, maar de centrale vraagstelling staat wel vast. Die luidt: “of de huidige inzet van middelen voor wetenschappelijk onderzoek optimaal is voor het bereiken van een maximale maatschappelijke output”. Onthou die zin, want daar worden we de komende tijd mee doodgegooid. En die vage opmerkingen van Miedema en consorten over ‘de maatschappij’ zijn een voorproefje van de mantra’s die nog veel meer wetenschappers straks moeten kunnen uitspreken.
Maar terug naar Science in Transition. Dat is dus ouwe koek. De heren denken dat de problemen waar de wetenschap mee worstelt, grotendeels veroorzaakt worden doordat het publiek niet weet dat wetenschap vaak messy is, een zootje. Zij schrikken daar niet van. Hun boodschap luidt: dat zou het grote publiek ook niet moeten doen. Nee, daar schieten we echt iets mee op. Miedema en zijn makkers moeten eerst maar eens écht gaan nadenken.