Als film een vorm van reizen is, is La Grande Bellezza de ultieme stedentrip. Regisseur Paolo Sorrentino (Il Divo, This Must Be The Place) neemt ons mee naar een Rome waar rijk zijn als baan telt en zelfs een uitvaart een toneelopvoering is, waar iedereen Proust leest, maar net zo graag de handen van een heilige kust en waar overdaad de leegte maskeert. Het wervelende, prachtig gefilmde La Grande Bellezza is cinema met een grote C.
Hoofdpersoon is Jep Gambardella (Toni Servillo), een schrijver en journalist die wanneer de film aanvangt zijn 65e verjaardag viert. Hij schreef een meesterwerk toen hij nog amper droog achter de oren was en weet zich sindsdien gevestigd in wat hij ‘de maalstroom van het mondaine leven’ noemt. Bij zijn appartement houdt hij luidruchtige feesten vol drank, hippe muziek en zuchtende vrouwen en met zijn vrienden voert hij tot in de kleine uurtjes gesprekken over literatuur op zijn terras met uitzicht op het Colosseum.
Toni Servillo, die in Il Divo onvergetelijk – en met gezichtsprotheses – gestalte gaf aan de eerder dit jaar overleden oud-premier Guilio Andreotti, is op zichzelf al een feest om naar te kijken. Hij zet Jep neer als een charmante en beetje ongrijpbaar man, humorvol en soms onuitstaanbaar. Zijn postuur en gestiek zijn die van een man die overloopt van charisma en zelfzekerheid, maar op onverhoopte momenten overvalt een vermoeidheid zijn gelaat. Als een schaduw van de herinnering aan wat hij heeft nagelaten.