De golf van etnisch geweld in Nederlands-Indië, die begon in 1945, is steeds ten onrechte door Nederland naar de achtergrond verdrongen. De moord op duizenden (Indische) Nederlanders in de Bersiaptijd is door Nederland altijd gelaten geaccepteerd, “terwijl het zich het best laat omschrijven als volkerenmoord”.
Dat zegt de Amerikaanse historicus William H. Frederick in een interview maandag in Trouw. Hij spreekt daarin van “post-koloniaal geheugenverlies” van de Nederlandse autoriteiten.
De 72-jarige historicus heeft volgens de krant zijn hele wetenschappelijk loopbaan gewijd aan de geschiedenis van Indonesië.
Na de capitulatie van Japan vermoordden Indonesische strijders duizenden Nederlanders die net uit Japanse interneringskampen waren bevrijd. Ze wilden koste wat kost voorkomen dat het koloniale gezag zou worden hersteld, aldus Frederick.
Een artikel over zijn onderzoek staat in het Britse wetenschappelijke blad Journal of Genocide Research.
“De Bersiapperiode is zonder twijfel een zwarte bladzijde in de geschiedenis van Indonesië én die van Nederland”, aldus Frederick die zegt geen land te kennen dat de moord op zoveel medeburgers zo gelaten heeft geaccepteerd en vervolgens is vergeten.
“Ik bespeur nog steeds de tendens bij zowel niet-Indonesiërs als Indonesiërs om die revolutie als min of meer onschuldig en, althans op wereldschaal, als niet zo gewelddadig te beschouwen.”
Hij noemt het “zeer mager” dat minister Frans Timmermans (Buitenlandse Zaken) vindt dat instituten die onderzoek naar de dekolonisatie van Nederlands-Indië willen doen, dat maar uit eigen budget moeten betalen.
“De echte reden ligt volgens mij eerder op diplomatiek terrein”, zegt hij in Trouw. “Ik begrijp dat de Indonesische regering geen zin in een onderzoek heeft, omdat ze niet trots zullen zijn op de Bersiap. Nederlandse diplomaten in Jakarta worden nerveus van een onderzoek, omdat dit hun leven gecompliceerder kan maken. Terwijl zo’n onderzoek natuurlijk hoogstnoodzakelijk is.”
Anp