De politieke partij is een tragisch instituut. Het is in onze democratie het vehicle voor de ontwikkeling van politieke standpunten en de basis voor machtsvorming, maar weinigen houden nog van de partij. Het draait in de politiek om personen. Het is sneu voor eerst Hero Brinkman en onlangs Louis Bontes dat zij tevergeefs en tegen de trend in de PVV wilden democratiseren. Waar anderen worstelen met de spanning tussen personen en de partij, gaat Geert Wilders voor de uiterste consequentie in de mediademocratie: het gaat alleen om mij. Het kan de PVV-stemmer niet schelen dat de partij niet democratisch is en van schandalen en intriges aan elkaar hangt.
Politieke partijen bestaan niet eens volgens onze grondwet. Ze staan ook niet in de kieswet. Sterker nog, volgens de grondwet moeten parlementsleden onafhankelijk zijn. Vroeger heette dat zonder last of ruggenspraak, tegenwoordig alleen nog zonder last, de ruggenspraak is toegestaan.
Met het ontstaan van ideologieën in de negentiende eeuw zijn ook geleidelijk aan partijen opgericht. Aanvankelijk functioneerden parlementsleden onafhankelijk of als vertegenwoordiger van een regio, maar partijvorming bleek een effectief middel om met gelijkgestemden politiek macht te ontwikkelen en kiezers te mobiliseren. De gehele twintigste eeuw waren partijen vanzelfsprekende instituten met twee belangrijke taken. Ze zorgden voor verkiezingsprogramma’s op basis waarvan beleid werd gemaakt en ze zorgden voor kandidaten voor bestuurs- en vertegenwoordigende functies.
In Nederland vormden de politieke partijen zelfs de zuilen waaromheen de maatschappelijke instituties, van vakbonden tot kranten van sportverenigingen tot universiteiten, waren gedrapeerd. De partij werd vertrouwd en had een herkenbaar ideologisch profiel. Soms ontstonden er nieuwe partijen, zoals in de jaren zestig, soms waren er afsplitsingen en samenvoegingen, maar ze bleven de spil waaromheen het politiek-maatschappelijk debat zich afspeelde. Het lidmaatschap van een politieke partij was voor veel mensen vanzelfsprekend. Op het hoogtepunt, in 1956, had de KVP als voorloper van het CDA meer dan 400.000 leden. De PvdA had rond die tijd ongeveer 150.000 mensen met een lidmaatschapskaart.
Het ledental van alle partijen samen ligt op dit moment net boven de 300.000. Zeer gestaag is het lidmaatschap gedaald. Alleen de politiek zeer gemotiveerde burger is nog lid, de meesten uiteindelijk niet meer dan betalend lid, zonder ooit actief te zijn. De actieve leden, die zich verkiesbaar stellen voor bijvoorbeeld de gemeenteraad of gewoon naar de congressen komen, vormen een kleine minderheid van die 300.000.
De kiezer heeft niets met partijen. Het vertrouwen in politieke partijen is volgens peilingen ongekend laag. De kiezer kijkt naar personen, heeft wel of geen vertrouwen in Mark Rutte of Emile Roemer. Geert Wilders heeft dat door, zoals ook Pim Fortuyn of Rita Verdonk zich als personen presenteerden en moeite hadden met de partij. Het is grappig dat Jan Nagel steeds opnieuw politieke partijen opricht, daar met een aansprekende lijsttrekker steeds tijdelijk succesvol mee is, maar steeds intern gedoe krijgt door zijn ouderwetse visie op partijvorming.
Politiek strategen weten dat het bij verkiezingen om twee dingen gaat: rust in de partij en een betrouwbare leider. In zeer democratische partijen als de PvdA, GroenLinks en D66 zit veel energie van de partijtop daarom in het voorkomen van gedoe. Rimpels op tijd glad strijken, querulanten apaiseren, risico’s voorkomen. En als er dan eens discussie ontstaat is de standaardquote, tandenknarsend, dat de partij bloeit en leeft omdat er veel discussie is. En toch gaat het geregeld en onvermijdelijk goed mis. Dat heb je nu eenmaal in democratisch georganiseerde politieke partijen. Het is precies de reden waarom Wilders niets van democratisering moet weten en het is de reden waarom de partijtop van de SP in allerlei dubbelfuncties met ijzeren hand regeert.
Ja, dat is jammer om een aantal redenen. Ten eerste zorgt een democratisch georganiseerde partij voor evenwicht tussen opportunisme en idealisme. Fracties in de Tweede Kamer zijn geneigd om opportunistisch te zijn, omdat ze meer gericht zijn op het winnen van kiezers dan anderen binnen de partij. Het partijkader en de gewone leden zijn juist lid van de partij als vereniging omdat ze het gedachtegoed interessant vinden. Ze leveren minder graag idealen voor macht in dan de Haagse politici. Zo houden ze elkaar in balans.
Ten tweede is het democratisch gehalte als zodanig van belang. Als politieke partijen zelf al niet democratisch zijn, hoe kunnen ze dan de belangrijkste instituten in onze democratie zijn? Meningsvorming, open discussie en daarbij compromissen met anderen sluiten zijn belangrijke democratische kenmerken. Partijen zouden idealiter broedplaatsen van democratische waarden moeten zijn.
Ten derde leveren partijen vertegenwoordigers en bestuurders. Als er maar heel weinig mensen lid zijn van een partij, is de kring waaruit gerekruteerd kan worden wel heel klein. Nu is daar wel een mouw aan te passen. Lang niet voor alle functies is een partijlidmaatschap van belang. Het zou goed zijn als meer bestuurlijke functies open zouden staan voor partijloze kandidaten.
Partijen zijn dus belangrijk, maar leiden een kwijnend bestaan. Is daar wat aan te doen? Waarschijnlijk blijft het politieke stelsel instabiel, blijven er nieuwe partijen ontstaan, blijven opiniepeilingen en verkiezingsuitslagen sterk fluctueren en blijft de levensduur van politici daardoor beperkt. De stabiliteit met de oude politieke partijen is er nu eenmaal niet meer. Maar laat ik één voorstel doen.
Deze week is de stemming geopend voor de lijsttrekker van de PvdA voor de Europese verkiezingen. In veel partijen is er zo’n lijsttrekkersreferendum. Volgens het oude stramien bepaalt de partij, na het werk van een programmacommissie, het verkiezingsprogramma en kiest vervolgens de lijsttrekker. De lijsttrekker zelf heeft weinig over het programma te zeggen. Waarom niet de persoon belangrijker maken?
Laat kandidaat-lijsttrekkers hun eigen programma maken. Wat mij betreft stellen ze ook de top van de lijst samen waarmee ze de verkiezingen in willen gaan. En organiseer vervolgens een lijsttrekkersverkiezing. Dan erken je dat personen belangrijk zijn, maar revitaliseer je ook het democratisch debat in politieke partijen. Het zou echte politieke strijd opleveren tussen personen met verschillende ideeën. Het zou partijen een stuk interessanter maken. Het zou inhoud en personen weer bij elkaar brengen en mensen iets te kiezen geven. Is het een wondermiddel? Vast niet, maar ergens moet er een nieuw evenwicht gevonden worden tussen partij en persoon.