Pas rekende ik uit dat ik al twintig jaar in Utrecht woon, de helft van mijn leven. Met deze jurk liep ik vandaag langs de Oude Gracht.
Ooit zette ik vlaggetjes op de kaart van Nederland, waar je allemaal Nederlands kon studeren. Die steden ging ik af. In Utrecht was het destijds hoog zomer, door de grachten voeren bootjes met zwaaiende studenten, beneden aan het water dronken mensen een biertje of zaten ze te eten. ‘Hier wil ik wonen,’ dacht ik. Dat is ruim twintig jaar geleden. Utrecht viel niet tegen, ik woon er nog steeds.
Wel is mijn keuze op Utrecht als woonstad op een gegeven moment betwist. Vooral toen er kinderen kwamen. ‘Zou je niet naar Houten verhuizen? Of naar Nieuwegein? De huizen zijn er goedkoper. Kinderen hebben er de ruimte.’ Men adviseerde me uit te wijken. Maar dat van die ruimte heb ik nooit begrepen. Ook in Houten en Nieuwegein heb je woonwijken, veelal in de jaren ’80 uit de grond gestampt. Maar waar zijn de stadparken, de pleinen, de duiven, en de voetbalkooi? De pizzacourier, de centrale bibliotheek, de musea, het theater en de bioscoop? De winkels en cafe’s? De straatnieuwsverkopers en zwervers, die je bij name kent? De ijscoman op de brug, die de al jaren een bolletje extra geeft? De Kromme Rijn, waarin je kunt zwemmen? Die heb je niet in Houten of Nieuwegein. Dus waarom weg uit Utrecht?
Mijn kinderen zijn pubers geworden. Met hen ontdek ik Utrecht als puberstad. Ze organiseren bijeenkomsten voor fans van een bepaalde youtubeheld, ze ‘zijn wat later omdat we nog even naar het plein gaan.’ Beneden in een werfkelder doen ze ouderwetse bordspellen met vrienden. Ze gaan er naar de toneelschool op het Domplein. Is het zomer, dan kan het zijn dat ik vanuit mijn werk de kids bel: ‘Jongens, ik heb geen zin om te koken, we pakken een terras.’
Ik waaier langs de gracht met deze lange jurk. Aan het water staan oude bomen, met bladeren in alle tinten van de herfst. Mensen die aan de gracht wonen, hebben hier en daar kersverlichting in de bomen gehangen. Het ziet er sprookjesachtig uit.
In de Twijnstraat strijk ik neer, wachtend op een vriendin om thee mee te drinken. Nachtelijk geslemp heeft in de loop der jaren steeds meer plaats gemaakt voor thee in de middag. Ik ken Utrecht bij nacht en bij dag. Het zijn twee verschillende gezichten, dag- en nachtutrecht. Er is altijd iets te doen in deze stad, alles is in beweging. Behalve de Domtoren en de oude patriciërshuizen, die staan al eeuwen roerloos op hun plek. Ze hebben de geschiedenis aan zich voorbij zien trekken. En ook de oude grachtkabouters, die beneden aan de werven wonen, hebben al heel wat gezien. Want kabouters worden eeuwen oud. Tenminste, dat vertelde ik de kinderen als ze met me door de stad dribbelden, aan elke hand één.
Mijn vriendin komt binnen. Ik vertel haar dat ik uitrekende dat ik al twintig jaar in Utrecht woon. ‘Je stad is je huisje,’ knikt mijn vriendin. Zo is het maar net. We drinken onze thee, gember-sinaasappel. Deze Spaanse jurk zal waarschijnlijk altijd in Utrecht blijven.
Fotografie: Marja Oldhoff
Marieke van Willigen is onderzoeksjournalist met een passie voor jurken. Meer jurken op Jurken van Maria. Meer Marieke op haar blog en haar website.