Wie zich tegenwoordig eens goed misdraagt als wetenschapper of gewoon als crimineel kan rekenen op veel media-aandacht: met een beetje geluk een ‘persoonlijk diepte-interview’ in een landelijke krant of een optreden in het educatief bedoelde programma College Tour. Deze verheerlijking van wangedrag staat in schril contrast met de steeds luider wordende roep om moreel gezag, het bijna nostalgisch terugverlangen naar normen en waarden uit de tijd toen we Nederland nog begrepen en Pietje Bel de grootste kwajongen was.
De recente discussie over Zwarte Piet, zelfs tot op VN niveau, is symptomatisch voor onze bijna wanhopige zoektocht naar moreel houvast. We zijn de grip kwijt, alles gebeurt gewoon maar en wordt gereduceerd tot een nieuwsitem ‘afgetopt’ door het weerbericht.
Moreel gezag als fundament van de samenleving bestaat eigenlijk niet meer sinds de jaren zestig. Tot die tijd waren religie en duidelijke maatschappelijke structuren in grote mate bepalend voor ons gedrag. Deze structuren ervoeren we als beklemmend en soms zelfs traumatiserend; ze beperkten ons in allerlei abstracte idealen zoals individuele ontwikkeling, vrijheid en vooruitgang in het algemeen. De vraag is echter of de idealen van toen inmiddels verwezenlijkt zijn of dat we ons misschien moeten afvragen of we als mens wel in staat zijn om zonder morele structuren van a naar b te leven.
Als je een willekeurige televisieavond onder de loep neemt, het venster van menig Nederlander op de wereld, dan is het verontrustend om te zien dat massaal bekeken programma’s zoals Oh Oh Cherso en Zon, Zuipen, Ziekenhuis hoge kijkcijfers oogsten door wangedrag zonder morele consequenties als entertainment te presenteren.
Religie confronteerde de mens met de gevolgen van slecht gedrag: het risico op de toorn van god en als ultieme consequentie de hel. In die zin heeft het concept religie altijd een soort ouderrol vervult: ouders leren hun kinderen wat goed is en wat fout tot het moment dat kinderen volwassen zijn geworden en als het goed is, het externe morele gezag hebben geïnternaliseerd. Religie heeft ons lange tijd haar morele gezag opgelegd, maar die tijden zijn inmiddels voor onze Westerse maatschappij voorgoed voorbij.
Terugkijkend rijst de vraag of religie ‘een goede ouder’ is geweest voor ons als maatschappij. Ouders bedoelen het over het algemeen goed, maar het komt toch regelmatig voor dat kinderen de opvoeding als beklemmend en in sommige gevallen traumatisch hebben beleefd. Als mensen gebeurtenissen uit het verleden als traumatisch hebben ervaren, wordt alles wat aan deze traumatisering doet denken vermeden en kunnen taboes ontstaan.
In onze samenleving zie je dat waarden, oorspronkelijk afkomstig uit religieuze doctrines, zoals autoritair gezag, schuld en schaamte het karakter hebben van een taboe en is het bijna politiek incorrect geworden om elkaar terecht te wijzen. Dat is jammer, omdat deze waarden zonder de negatieve lading uit het verleden juist kunnen bijdragen aan een gezondere samenleving.
Nu zijn we lamgeslagen door een niet aflatende stroom aan media-informatie over gezagsdragers die eigenlijk onze belangen zouden moeten behartigen, maar frauderend en verkwistend vooral bezig zijn om hun eigen positie veilig te stellen. Behoudens wat tijdelijke verontwaardiging in de sociale media en hier en daar een Kamervraag verandert er fundamenteel niets en gaan we over tot de orde van de dag.
Als maatschappij zullen we volwassen moeten worden en moreel gezag niet meer uitbesteden aan bijvoorbeeld de overheid. De overheid is immers de afspiegeling van wie we zelf zijn en het is obsoleet en eigenlijk een beetje puberaal om het morele gezag op haar te projecteren en ons er tegelijkertijd tegen af te zetten.
Daarnaast zullen we ook weer terug moeten naar een samenleving waarin gedrag weer duidelijke en directe consequenties heeft. In een kleine gemeenschap, waar het groepsgevoel een belangrijke rol speelt, laat je het wel uit je hoofd om je dorpsgenoot een woekerhypotheek aan te smeren als je weet dat je hem op zondag in de kerk tegenkomt. Als dergelijke structuren vervagen dan zijn de gevolgen van wangedrag niet meer voelbaar en dat hebben we als mens toch echt nodig.
Een druk op een militaire knop en je schakelt je vijand uit zonder hem ooit in de ogen te hebben gekeken. Schaamte over wangedrag is iets wat we eigenlijk nauwelijks meer kennen, ja misschien als een extreem fenomeen in bijvoorbeeld Japan, waar mensen zich zelfs van het leven kunnen beroven uit schaamte.
Om als volwassen samenleving een gezond en consistent moreel fundament op te bouwen voor de 22e eeuw is het van belang dat we moreel gezag niet meer buiten ons zelf plaatsen en we weer gaan voelen dat gedrag consequenties heeft. Helaas, er is geen ouderfiguur meer out there, we zijn moederziel alleen. Maar laten we Sartre geen gelijk geven: de hel bestaat niet, de hemel moeten we hier creëren met elkaar.
Esther van Fenema is als psychiater verbonden aan het Leids Universitar Medisch Centrum.