ThePostOnline

Dodenreis naar Timboektoe (2)

29-11-2013 12:18

Dertien jaar geleden kwamen de Nederlanders Aart Uittenboogaard (43), Ferdinand Smit (41) en Hans Sint (37) om in Mali. Het drietal, oud-Unifillers, werd vermoord in dezelfde Sahara waar binnenkort Nederlandse militairen op missie gaan. Wie de achtergronden van hun dood kent, begrijpt daarmee ook een deel van het tegenwoordige conflict. De reconstructie van een bijna vergeten drama (slot).

Erg veilig is Noord-Mali nooit geweest. Maar rond de overval op de drie Nederlanders Uittenboogaard, Smit en Sint is iets bijzonders aan de hand. Streekbewoners van Noord-Mali benadrukken namelijk dat bij berovingen zelden doden vallen. Een man uit Kidal beschrijft de normale gang van zaken: “Slachtoffers worden in de regel bij een dorp of waterput afgezet.” Dat de overvallers in dit geval wel het vuur openden, komt volgens hem omdat de gangsters gestresst waren vanwege een eerdere overval, een ripdeal van sigaretten. De taalbarrière, waardoor vergissingen kunnen ontstaan, zal geen rol hebben gespeeld. Ferdinand Smit was in Libanon werkzaam als inlichtingenofficier en sprak vloeiend Arabisch.

Nadat Aart Uittenboogaard werd doodgeschoten, ontspon zich een discussie tussen de boeven. Eén bandiet was bang dat de andere twee Nederlanders hem op politiefoto’s zouden herkenen. Een ander wil de twee geboeid achterlaten. De eerste wint het pleit en Hans Sint en Ferdinand Smit worden nog dezelfde nacht in koelen bloede doodgeschoten. De drie lichamen verdwijnen in een ondiep graf. Hans en Ferdinand samen en Aart een paar honderd meter verder alleen, op de plek waar hij is doodgeschoten. Later keren de overvallers nog eenmaal terug om de lichamen op te graven, ze met dieselolie te overgieten, ze in brand te steken en ze opnieuw met zand te bedekken.

Alarm

Als de satelliettelefoon van het trio zwijgt en ze bovendien op de avond van maandag 28 februari 2000 niet zoals gepland zijn teruggekeerd, wordt Els, de vrouw van Ferdinand, op dinsdag onrustig. Woensdag slaat ze alarm.

In eerste instantie denken de achterblijvers aan een ontvoering. Rond deze tijd belt een buitenlander namelijk met een warrig verhaal naar één van de drie families. Ook blijkt uit de telefoonoverzichten van de satelliettelefoon dat er is gebeld naar een onbekend adres in Amsterdam.

De inmiddels gealarmeerde Nederlandse ambassade in Mali informeert bij hotels in Gao en Mopti met de vraag of het drietal daar heeft overnacht. De steden liggen aan de uitgestippelde reisroute. Ook worden de passagierslijsten van internationale vluchten richting Europa gecheckt. Het is allemaal tevergeefs, ze blijven onvindbaar.

Vrijwel tegelijkertijd start een grote zoektocht. Het Malinese leger belt alle radioposten van het land af met de vraag of er drie blanken met een Peugeot 505 zijn gesignaleerd. En op 3 maart vertrekt een drie man sterk rechercheteam van het Korps Landelijke Politiediensten uit Driebergen naar het Midden-Afrikaanse land. Maar het gebied tussen Tessalit en Gao blijkt uitgestrekt en zandstormen maken vliegtuigverkenningen onmogelijk.

Kleren boven het zand

Op 7 maart, tien dagen na hun verdwijning, is het een herder in de streek rond het gehucht Taglit die bij het weiden van zijn geiten schoenen en wat kleren opmerkt die boven het zand uitsteken. Hij waarschuwt daarop de autoriteiten. De volgende dag graaft de burgemeester van Tessalit, die de dagen ervoor met auto’s en kamelen de streek heeft afgezocht, de lichamen op. Meteen voelt hij nomaden in de buurt aan de tand. Eén man herinnert zich hoe hij een week eerder een Peugeot 505 heeft gezien die werd weggesleept door een grote Toyota-Landcruiser, een zeldzame auto in de streek. Enig speurwerk leidt naar een Toeareg genaamd Intalla Ag Awinawenne. Bij hem vinden de autoriteiten, behalve het voertuig, ook verschillende spullen van de Nederlanders, zoals de satelliettelefoon en Tunesisch geld. Al bij het eerste verhoor bekent de Toeareg en noemt de namen van de medeplichtigen.

Doofpotoperatie

De dood van de drie Nederlanders krijgt nu een heel merkwaardig vervolg. Het lijkt of er sprake is van een doofpotoperatie. Vlak na de bekentenis van Intalla Ag Awinawene worden in de stad Kidal, zo’n 200 kilometer ten zuiden van de plek waar de Nederlanders zijn gevonden, vier personen gearresteerd en meegenomen naar het lokale militaire kamp. Twee van hen hebben deelgenomen aan de moord op de Nederlanders, de andere twee zijn notoire sigarettensmokkelaars. Eén verdachte wordt door de militairen dermate zwaar mishandeld dat hij diezelfde nacht aan zijn verwondingen overlijdt. De drie anderen gaan op op transport naar een gevangenis in de stad Gao. Volgens de officiële versie kantelt de vrachtwagen waarin ze zitten, waarna de verdachten op de vlucht slaan en worden doodgeschoten.

Andere informatie, ingewonnen in hun woonplaats Kidal, weerlegt echter dat verhaal. Een man die uit angst voor represailles, zoals overigens veel geïnterviewden in die tijd, anoniem wilde blijven, zegt: “Onderweg naar Gao werden de drie met touwen achter een legertruck gebonden en over de harde woestijngrond gesleept.” Twee overleven de verschrikkingen niet, terwijl bij de derde het touw knapt. Hij ontkomt ondanks zijn verwondingen, maar wordt enkele dagen later in zeer kritieke toestand opnieuw gearresteerd en overlijdt eveneens kort daarna.

Multicultureel Mali

En zo doet zich het ongelooflijke feit voor dat van zes verdachten van en medeplichtigen aan de moord op de Nederlanders, er na enkele maanden reeds vier zijn omgebracht door Malinese militairen. Een gang van zaken die veel vragen oproept. Waarom zijn de vermoedelijke moordenaars geliquideerd?

Voor antwoorden is een inkijkje in de complexe multiculturele Malinese samenleving nodig. Zo is de relatie tussen de zich ‘blanken’ noemende Arabieren en Toearegs in het noorden en de zwarte zuidelijke bevolking bijzonder moeizaam. Tussen beide bevolkingsgroepen woedde van 1990 tot 1995 zelfs een oorlog, één van de vele in de loop ter tijden. De oorlog werd beslecht in het voordeel van de zwarte meerderheid. “De zwarten hebben een hekel aan de Toearegs en de Arabieren,” vertelt een inwoner van Gao die op de hoogte is van de liquidaties van de verdachten. “Eeuwenlang zijn zwarten door hen gekleineerd en als slaven behandeld. En het leger bestaat hier vooral uit zwarten.”

Smokkel

Maar er spelen meer vragen. Wat is de rol van de Toeareg Intalla Ag Awinawene? Die heeft zijn arrestatie zonder kleerscheuren doorstaan. “Hij was een zeer professionele dief,” weten mensen uit Noord-Mali. “Hij heeft veel mensen beroofd, de bevolking wist dat, maar de veiligheidstroepen konden zogenaamd nooit bewijs vinden.”

Merkwaardig, want het leger controleert alle doorgaande routes en bij ieder gehucht is een legerpost. Zonder medewerking en medeweten van de militairen is smokkel praktisch onmogelijk. Is de dood van de vier verdachten dus een cover-up? Willen hoge autoriteiten die belangen hebben in de florerende smokkel tussen Algerije en Mali voorkomen dat de verdachten over hen zouden praten? Of speelt het Malinese leger gewoon voor eigen rechter? Maar zelfs als het leger een zuiver geweten heeft, waarom wordt het journalisten in die tijd dan onmogelijk gemaakt om informatie in te winnen? “U moet uw reportage nú afbreken,” zei de commandant van de gendarmerie in Tessalit mij, na een telefoontje met het hoofdkwartier in 2000. “U mag hier niet werken.”

In die tijd hoort ook het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken weinig over het verdere verloop. Dat is opmerkelijk, want na Frankrijk is Nederland de belangrijkste donor van Mali. Honderden miljoenen zijn aan het land gedoneerd voor armoedebestrijding, irrigatieprojecten en milieubescherming. Ook geeft Nederland in die tijd miljoenen euro’s begrotingssteun uit aan het Malinese leger, bestemd voor vredesoperaties. Geld voor dezelfde strijdkrachten, die vier gevangenen hebben doodgemarteld.

De Nederlandse ambassadeur in Mali, A.H.M. Stoelinga, heeft de toenmalige president Alpha Umar Konaré, als opperbevelhebber van het leger verantwoordelijke voor de vervolging, wel op de hoogte gesteld van de bezorgdheid van de Nederlandse regering. Maar daar bleef het bij.

De verhoudingen tussen Mali werden niet verscherpt. Omgeven door instabiele landen als Sierra Leone, Liberia, Guinee en Algerije is de liberale moslimstaat een verademing in Centraal-Afrika. Het Westen wil zo’n land blijkbaar niet graag tegen de haren instrijken.

De afloop

Hendrik Kuiper, toentertijd werkzaam in Gao, verbaast zich over de juridische mist. Naast de al gemelde doden weet hij dat de laatste verdachte, de Toeareg Intalla Ag Awinawene, naar Bamako is overgebracht. “Na een aantal dagen in de gevangenis te hebben gezeten is hij vrij gelaten.” Tot december 2002 woonde Kuiper in Gao en tot 2007 in Bamako, maar behalve de zoektocht direct na de verdwijning is hij nooit actief op zoek gegaan naar antwoorden. “Ik kwam voor mijn werk in het gebied en wilde niet voor politiespion worden aangezien.” Over de daders is hij wel duidelijk. “Het waren smokkelaars, criminelen.”

Verdriet

Bij de nabestaanden van de drie omgekomen oud-Unifillers zijn de geestelijke wonden nooit geheeld. De vader van Hans Smit heeft het verlies van zijn enig kind niet kunnen verwerken. Verscheurd door verdriet sterft hij een half jaar later. De kinderen van Ferdinand Smit en Aart Uittenboogaard zijn hun vader nooit vergeten. De broer van Aart, Bert Uittenboogaard: ”Het verdriet komt altijd boven bij de jaarlijkse familiereünie.”

Belangrijke reden voor de emotie kan zijn dat het drama nooit is afgesloten. Buitenlandse Zaken beloofde de families dat ze op de hoogte zouden worden gehouden, maar na een jaar stopte die informatie. Wellicht omdat de diplomaten in Bamako niet bleven aandringen bij de Malinese justitie. Bert Uittenboogaard, die zich opwerpt als spreekbuis voor de drie families: “We hebben nooit iets over de afloop gehoord. Navraag liep dood op een muur van zwijgen.”

Wel vernam hij indirect wat oncontroleerbare gegevens. Dat een Algerijn de leiding had van de bende. Maar hoe dat strookt met de Toeareg is niet duidelijk. Volgens Bert Uittenboogaard zouden er in totaal tien verdachten en medeplichtigen zijn. ”Van die 10 zijn er 9 dood.” Tot op de dag van vandaag blijft het een vreemde zaak, benadrukt hij. Zo ontving hij zelfs een telefoontje uit Mali. “Een Frans sprekende man zei me dat we moesten stoppen met het onderzoek.”

Postuum

Oud-ambassadeur Koos van Dam noemt de omgekomen diplomaat Ferdinand Smit niet alleen een goede collega, maar vooral een goede vriend. “Bij zijn begrafenis heb ik nog gesproken over onze belevenissen in Syrië. We hebben een onvergetelijke voettocht gemaakt vanuit Masyaf naar Mashta Hiluw met Pater Frans (Frans van der Lugt, nog steeds woonachtig in Homs – A.K.). Vlak voordat hij naar Mali vertrok, stuurde Ferdinand me nog een mail dat hij zijn proefschrift  – over de radicalisering van de Sjiieten in Libanon tussen 1982 en 1985 – had ingeleverd en dat hij over een paar weken terug zou zijn. Maar daar is het nooit van gekomen. Postuum heb ik zijn promotie gedaan.”

Tegenover de pers zwijgt het Nederlands ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag dertien jaar na de moord op de drie oud-militairen nog altijd in alle talen. Herhaald verzoek aan een woordvoerder om informatie blijft steken in de belofte dat zal worden teruggebeld.

Meer lezen van Arnold Karskens? Neem een abonnement!