De Zwarte Piet-discussie woedde de afgelopen tijd als een zware herfststorm door ons kleine landje. Iedereen moest zijn of haar mening ventileren. Van ‘het Sinterklaasfeest moet verboden worden’, tot ‘als die negers het niet zint dan rotten ze maar op’.
We lijken er niet uit te komen of Zwarte Piet daadwerkelijk racisme is of niet, maar deze discussie maakte wel duidelijk dat er schrikbarend veel racistische ideeën onder de Nederlandse bevolking heersen. Hierin zagen de tegenstanders van Zwarte Piet de bevestiging: de overheid moet het Sinterklaasfeest in de huidige vorm verbieden.
De vraag is: op grond waarvan kan de staat deze ‘traditie’ verbieden?
Om deze vraag te beantwoorden dienen we eerst een onderscheid te maken tussen ‘discriminatie’ en ‘racisme’. Velen halen deze termen door elkaar, maar er is wel degelijk sprake van een juridisch verschil.
Discriminatie is het in gelijke gevallen ongelijk behandelen van burgers. Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet zegt daar het volgende over:
“Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.”
Essentieel in deze is het handelingsperspectief, er dient daadwerkelijk sprake te zijn van een handeling.
Racisme daarentegen is een mening of denkbeeld dat er aangeboren verschillen zijn tussen rassen. Vaak betekent dit dat het ene ras zich superieur acht ten opzichte van een ander ras, oftewel men vindt het andere ras minderwaardig. Indien er geen handelingsperspectief aan racisme wordt gekoppeld valt het onder de vrijheid van meningsuiting vastgelegd in artikel 7 van de Nederlandse Grondwet en nog explicieter in artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens:
“Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.”
De vrijheid van meningsuiting is echter niet absoluut, er zijn enkele beperkingen vastgelegd in het Wetboek van Strafrecht. In artikel 137c wordt het opzettelijk beledigen van een groep mensen strafbaar gesteld. Belediging is echter een subjectief begrip en altijd in the eye of the beholder. Mensen die zich snel gekwetst voelen zouden elke dag naar de rechter kunnen stappen om zo de grenzen aan de vrijheid van meningsuiting te bepalen. Dit kan nooit de bedoeling zijn en daarom wordt er in de praktijk ook zelden iemand veroordeeld voor belediging.
Artikel 137d stelt het aanzetten tot haat of discriminatie strafbaar. De vraag is of de verantwoordelijkheid ligt bij degene die haat zaait, of bij degene die er daadwerkelijk naar handelt. Een autonoom persoon kan de beslissing nemen om de woorden van de haatzaaier naast zich neer te leggen, waardoor de zaaier niet zal oogsten.
Hieruit blijkt dat de in het Wetboek van Strafrecht verankerde grenzen aan de vrijheid van meningsuiting allerminst overtuigend zijn.
We kunnen vier vormen van racisme onderscheiden. Ten eerste racisme dat gekoppeld wordt aan een handeling. Dit valt onder discriminatie en wordt verboden door artikel 1 van de Nederlandse Grondwet. Ten tweede het aanzetten tot geweld of discriminatie tegen een bepaald ras. Dit is strafbaar gesteld in het nogal dubieuze artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht. Ten derde het beledigen van een bepaald ras. Dit is in theorie strafbaar volgens artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht, maar in de praktijk niet. Ten slotte het denkbeeld dat bepaalde rassen inferieur zijn aan andere rassen. Dit is niet verboden door de Nederlandse wet en kan op grond van artikel 7 van de Nederlandse Grondwet zelfs als een grondrecht gezien worden.
De overheid kan Zwarte Piet dus nooit verbieden omdat het ‘racistisch’ zou zijn. Het is onwenselijk dat de staat probeert gedachten van mensen te verbieden of te beïnvloeden, ook al zijn bepaalde denkbeelden immoreel.
Volgens de Engelse vrijheidsdenker John Stuart Mill is het essentieel dat er onware meningen verkondigd worden, omdat dit juist aanzet tot denken en helpt bij waarheidsvinding. De samenleving heeft de taak om deze onware meningen te weerleggen.
Het is de plicht en verantwoordelijkheid van de samenleving om racistische gedachten onderuit te halen, zodat mensen zelf tot inkeer komen. Het verbieden van bepaalde denkbeelden is onmogelijk en zal een averechts effect hebben. Racisme is een grondrecht, namelijk het grondrecht om immorele gedachten te hebben.