In de trein onderweg naar Amsterdam vraag ik mij af wat voor verhalen Richard Buckner achter de gezichten in de spitsvolle coupe zou vinden. Een paar grauwe, doorleefde hoofden omringen mij. Allen op hun pad richting huis, koffers, aktetassen en verweerde rugzakken tussen de benen, een enkeling al vast met het eerste blik van de dag in de handen, €1,75 voor halve liter bij de Albert Heijn To Go.
Buckner is in staat om deze anonieme gezichten, mensen in de massa met al hun klein en groot leed, in abstracte halen en impressionistische frase leven in te blazen. Ja, ik herhaal mijzelf hier. Dit schreef ik ook al de recensie van Our Blood uit 2011 en benadrukte ik in andere bewoording weer in mijn verhaal naar aanleiding van Surrounded eerder dit jaar. Surrounded, het tiende album van de Amerikaan sinds zijn debuut Bloom in 1994, het is de reden waarom ik naar Amsterdam reis en de reden waarom Richard Buckner vanavond in De Roode Bioscoop in Amsterdam optreedt.
Een eerste concert in een serie van Red Cinema Sessions georganiseerd door Belmont Bookings, een Nederlands boekingsbureau dat naast Buckner bijvoorbeeld ook Bon Iver op podia in Europa zet. Bon Iver – Justin Vernon – die zegt onder andere door Richard Buckner in zijn schrijfwijze te zijn beïnvloed. Onder tussen is het halve liter blik bier uitgestapt en wordt zijn plek ingenomen door een man, eind vijftig, met een gescheurde gitaar tas en een take away maaltijd in de klauwen. Weer een verhaal, … and half thorn/Believing you were trying hard enough brom-zing-mompelt Richard Buckner ondertussen in mijn oor.
Het is de afsluiter van Surrounded, To Lean, waar zin op zin metaforen voor teleurstelling en vervreemding worden gegeven, …. Flairing for a moment and then they fade. Tja, het leven. In Amstel verlaat de gescheurde gitaartas de trein weer, de lege take away doos in de hand, zijn lederen huid doorgroefd met jaren. Een Aziatisch ogende student neemt nog voor de trein stil staat zijn plaats in en duikt in de studie. De kopieën van studiemateriaal vallen al echter snel uit zijn handen om plaats te maken voor snelle boodschappen op zijn telefoon. Even vluchtig contact, de treinreis met de wereld delen.
Het is tien voor half tien als Buckner De Roode Bioscoop vult met zijn grootse voorkomen. Op verzoek van de organisatie zijn de telefoons uitgeschakeld, geen snelle boodschappen uit De Roode Bioscoop dus. En ook geen foto’s. Mijn treinreis ligt inmiddels ver achter me wanneer Richards’ stem de kleine zaal vult. Versterking heeft deze man niet nodig, een zaal dubbel in grote zou nog zwijgend aan zijn lippen hangen. Veertig minuten kan ik meepikken van zijn optreden alvorens ik moet vertrekken om wederom in een trein te stappen. Een trein met ander publiek nu, ook met halve liters. Nu echter eerder de laatste van de dagen de blik in de ogen zo mogelijk nog vermoeider, leger.
De veertig minuten die ik meepik tonen echter wel een liedjessmid in topvorm. Vergelijkbaar met de rode Portugese wijn die hij al de hele avond in kleine hoeveelheden sipt, is de Amerikaan met de jaren gerijpt. Een man die met zijn voorkomen alleen al de aandacht opeist en als hij begint te zingen elke andere mogelijke vorm van afleiding geheel doet verdwijnen. Je moet mee in zijn verhalen. Wanneer hij zijn volume verlaagt, dan wordt de ruimte gevuld met spanning die je op het puntje van je stoel drijft. Wanneer hij blaast, duwt het volume je weer strak naar achter. Dit is dé wijze waarop je nummers met overtuiging brengt. Buckner is blij om in een zaal als deze te staan, vertelt hij ons. “Believe it or not, just a few months ago in Detroit I was playing next to a line of people ordering pizza. This is really a great place!”, om vervolgens ons op een muzikale wandeling te nemen door zijn bijna 20 jaar brede oeuvre.
“Het is interessant om ‘s avond in de metro te stappen.”, zegt Richard Buckner. “De doorleefde hoofden van de vermoeide mannen en vrouwen, die vaak een uren lange werkdag hebben afgesloten met nog een baan om zo rond te komen, ze vertellen verhalen. Vaak al wanneer ze slapend in hun stoel hangen, zie je het zware leven dat ze leiden.” Buckner verwerkt de karakters die het in het dagelijks leven treft in zijn teksten. Mensen die hij treft in zijn dagbaantjes, wanneer hij niet op tour is. Mensen die vastzitten in een ellendig leven, in de IBM spookstad waar Buckner onlangs naar is verhuisd.
“In de jaren zeventig heeft IBM geleidelijk aan alle bedrijven die ze hadden gesloten – het was de belangrijkste werkgever in de stad – een klap die de stad nog immer niet is bovengekomen. Het is een wanhopig stuk Amerika, daar waar Detroit in het groot en in de overtreffende trap symbool voor staat. Het zijn mensen die leven om te overleven, met vaak zware geschiedenis achter de ogen en weinig tot geen hoop. Ik merk dan dat ik anders in het leven sta, omdat ik weet dat het tijdelijk is, een overbrugging naar de volgende tour of CD. Dat houdt me nuchter, maar ook in contact met het werkelijke leven, anders dan muzikanten die hun hele leven opgesloten zitten in studio of in de tourbus.” Maar het geeft hem dus ook inspiratie.
Hij verwerkt deze mensen in zijn verhalen, samen met elementen van de mens die hij was of aan het worden is. “Toen ik 25 was, was ik veel feller, alles moest snel en nu. Nu, met mijn 49 jaar, ben kijk ik daar anders tegen aan en heb ik spijt van de haastige manier waarop ik toen werkte. Zoveel korte verhalen die ik toen heb laten liggen en nu niet meer af kan maken omdat ik de details niet meer paraat heb. Jammer, in feite ben ik dus een gefaald fictie-schrijver (lacht). Maar ik ben dan ook veranderd, rustiger geworden, minder gehaast. En ik schrijf nu weer korte verhalen. Wellicht om eens als boek te bundelen.”
Een transitie die hij maakte, net als zoveel mensen volgens hem, in de overgang van 30 naar 40. De tijd waarin mensen om je heen beginnen te sterven. Soms plotseling, soms na een lang ziekbed. Het maakte voor Buckner dat hij meer bewust naar zichzelf ging kijken. Naar wie hij is, en hoe hij daar is gekomen. Iets dat zich uiteraard weerspiegelt in zijn liedjes. “De wereld om ons heen is recyclebaar. Het is best mogelijk dat ik meerdere keren dezelfde gebeurtenissen of ervaringen door mijn karakters beschouw. Maar steeds uit een ander perspectief, omdat je zelf wel verandert maar de noodzaak om dingen uit te leggen, in perspectief te plaatsen blijft. Het perspectief verschuift alleen.”
Richard Buckner is een buitenstaander en, als die buitenstaander, een observant. Althans zo omschrijft hij zichzelf. Zeker 25 keer verhuisd voordat hij op de middelbare school zat, heeft hij nooit ergens kunnen wortelen en heeft hij geleerd altijd op zijn hoede te zijn. “Mijn ouders hadden een vreemde relatie. In een voortdurende golfbeweging gingen zij uit elkaar om weer bij elkaar te komen. Ze zijn zelfs gescheiden om later weer met elkaar te trouwen. Daardoor wisselende wij steeds van woonplaats en moest ik steeds weer opnieuw beginnen op school. Daar leer je van observeren, aftasten, maar daardoor heb ik ook nooit een echt langdurige vriendschap kunnen opbouwen. Wel een muur, om mezelf te beschermen.” Het helpt hem echter wel als artiest, vertelt hij, juist omdat hij heeft geleerd veel op mensen te letten.
“Een grote jongen als ik (Richard Buckner valt het simpelst te omschrijven als een boom van een vent. Lang, breed, knoesten als van een volleerd smid, met een bijhorend uitgesproken gezicht) valt op als hij als nieuweling binnenkomt. Mensen willen dan dingen van je. Op elke nieuwe school werd ik er weer uitgepikt, bijvoorbeeld, door de Football coach, omdat hij mij als line back wilde. Maar ik had niets met sport. Dan begin je met een teleurstelling. Je leert dus afwachten en aankijken. Wat willen mensen echt van me?”.
Maar al die verhuizingen gaven hem ook een breder pallet aan mensen waar hij aan kan denken wanneer hij schrijft. “Overal in Amerika zijn Rednecks, maar de Rednecks in New York zijn wezenlijk anders dan de Rednecks in Californië.”, vertelt hij. “Toen ik voor het eerst naar New York verhuiste, voelde dat bijna etnisch aan. Het lijkt hetzelfde als in aan de westkust, maar mensen zijn toch ook anders.”
Op Surrounded brengt Buckner al deze typische, vaak verloren, Amerikanen weer samen. Beginnend en eindigend met de slapeloze is het een Ouroboros, met tussen hoofd en staart een verzameling aan andere verloren zielen die hun leven leiden vol open einden. Mensen die zich verschuilen achter muren, net als hij zelf in zekere zin. Maar vanachter zijn muur heeft de Amerikaan een scherpe en heldere blik op de wereld rond hem, en zo mogelijk een nog scherpere pen om die te beschrijven. Iets wat hem maakt, zoals Broeder Dieleman hem introduceert nadat hij zelf voor de zachtmoedige reus heeft geopend, tot een van de beste liedjesschrijvers van het moment. En daar kan de Broeder wel eens gelijk in hebben.