Het leek zo’n mooi plan. Het eerste kabinet Rutte wilde een complete bestuurslaag afschaffen: de deelgemeenten. Deze bestonden weliswaar alleen in Amsterdam – onder de naam stadsdelen – en Rotterdam, maar het klonk toch als een daadkrachtige ingreep. In maart 2014 is het zover: dan zijn de stadsdelen verleden tijd. Hoe ziet de Amsterdamse bestuurlijke werkelijkheid er dan uit?
Er verandert weinig. De gemeenteraad van Amsterdam heeft een plan aangenomen waarmee de stadsdelen in een iets andere vorm gewoon blijven bestaan. Dat is niet alleen raar omdat het direct ingaat tegen het idee om de stadsdelen af te schaffen, maar ook omdat het vloekt met de motivatie om burgers meer zeggenschap te geven onder de noemer ‘burgerparticipatie’. Als burgerparticipatie werkt, waarom hebben we dan bestuurscommissies nodig?
De filosofie van het kabinet was dat de deelgemeenten ongewenst een nieuwe bestuurslaag waren geworden. Gemeenten mogen daarom vanaf maart 2014 geen deelgemeenten meer hebben. Ze mogen wel commissies in het leven roepen die zich met een bepaald gebied bezighouden. En dus bestaan binnenkort de stadsdelen niet meer, maar worden deze vervangen door bestuurscommissies die ‘een stadsdeel’ besturen.
In de nieuwe situatie heeft de bestuurscommissie wettelijk nauwelijks echte bevoegdheden, want die zijn geschrapt. De bestuurscommissies behartigen slechts de belangen van een gebied. Voortaan zal de gemeenteraad beslissen over alle kaders en gaat de bestuurscommissie hooguit over de invulling daarvan. In gewoon Nederlands: belangrijke beslissingen worden genomen in de Stopera, bestuurscommissies mogen zich bezighouden met details.
Volgens de moderne logica van de gemeente moeten burgers mee kunnen praten over kwesties uit hun dagelijkse omgeving. Dat zou vooral meer draagvlak op moeten leveren, want in deze moderne tijd accepteren burgers politieke en ambtelijke beslissingen niet meer. Gemeenten organiseren daarom veel participatietrajecten waarbij burgers hun mening mogen geven over allerlei thema’s.
Concreet: de burger die in een straat woont wil wel een parkeerplaats voor de deur maar geen boom, want die boom zorgt ervoor dat de zon niet meer doordringt in huis. De boom kan dus beter bij de buren staan want dan heeft men er zelf geen last van. In de filosofie van burgerparticipatie mogen burgers over dit soort zaken hun mening geven en gaat het bestuur daarnaar luisteren, tenzij het echt niet anders kan. Als het bestuur immers niet luistert, praten burgers voor niets mee.
De overeenkomsten tussen burgerparticipatie en bestuurscommissies zijn aanzienlijk. Beide gaan niet over grote lijnen maar over details en beide doen geen bindende uitspraken. De vraag is hoe we over deze kleine kwesties moeten besluiten. Het enige wat duidelijk is, is dat ambtenaren deze beslissingen niet mogen nemen. Dat is namelijk niet modern, niet participatief en ‘niet democratisch’.
In Amsterdam is de bestuurscommissie ingesteld om burgers meer invloed te geven op het beleid, maar burgers krijgen via allerlei vormen van burgerparticipatie al een stem. Burgers worden geconsulteerd, de bestuurscommissie komt met een oordeel en daarna doet de gemeenteraad dat ook nog eens. De bestuurscommissie luistert naar burgers omdat burgerparticipatie anders een wassen neus is en de gemeenteraad zal de bestuurscommissie volgen omdat de bestuurscommissie anders geen bestaansrecht heeft. Maar dit verhult dat de bestuurscommissie eigenlijk overbodig is.
De vraag is wat het meest democratisch is: burgerparticipatie of bestuurscommissies? Ambtenaren mogen niet over details besluiten, want zij hebben geen democratisch mandaat, zo is de gedachte. Hebben we oordelen van burgers nodig (burgerparticipatie) of van volksvertegenwoordigers (bestuurscommissies)? In beide gevallen kunnen we ernstige twijfels hebben.
Bij burgerparticipatie overschreeuwt de ene groep burgers de andere. De hoog opgeleiden doen de parkeerplaatsen, de laag opgeleiden het welzijn. Het probleem laat zich raden: er is regelmatig schijnbare consensus over een onderwerp onder de deelnemers aan een participatietraject, maar in werkelijkheid is er verdeeldheid omdat velen niet deelnamen en soms pas na het traject van zich laten horen. Veel burgers zijn alsnog boos, ondanks dat ze hadden kunnen participeren.
In bestuurscommissies zitten straks hoog opgeleide Amsterdammers met bestuurlijke ambities. Zij zijn niet gekozen op een onderscheidend politiek programma, want voor de details op het niveau van de bestuurscommissie is geen brede visie te formuleren. Deze volksvertegenwoordigers missen een inhoudelijk mandaat en zijn niet representatief voor de bevolking. Net als bij burgerparticipatie overschreeuwt de ene groep de andere.
Wat was ook alweer de kritiek op de bestaande stadsdelen? Dat ze van ambtelijke thema’s politieke thema’s maken waar geen politiek standpunt over te formuleren valt. Een verdwenen parkeerplaats, loszittende stoeptegel en afgewaaide boomtak werd al regelmatig een politiek thema en deze praktijk wordt met de bestuurscommissies vrolijk voortgezet, ongeacht of burgers al advies hebben gegeven.
Burgerparticipatie betekent meer aandacht voor de meningen van de burger. Een ideaal middel is het niet, maar er is wel een kans dat burgers van zich laten horen. Als we burgers meer zeggenschap willen geven, waarom hebben we dan bestuurscommissies nodig?
Chris Aalberts gaf deze inleiding bij een avond van D66 Amsterdam West over burgerparticipatie.