Vandaag werken aan de televisieactie voor de Filipijnen, net als bij veel andere goede-doelen-acties, veel bekende mensen mee. De sterren zijn de morele leiders van nu. Naar Jolie, Bono en Borsato wordt nog geluisterd. Maar waarom eigenlijk?
Vorig jaar zat zanger Marco Borsato aan tafel bij Mariëlle Tweebeeke in Nieuwsuur. Aanleiding is het schrijnende geweld tegen kinderen in Syrië. Borsato – ambassadeur voor War Child – vertelt over de positie van kinderen in oorlogsgebieden. De cynische reacties op Twitter laten zich raden. ‘Kon #Nieuwsuur serieus niemand anders dan Marco Borsato vinden om een verdiepend interview te geven over het conflict in Syrië?’ aldus @NikievanThiel – voorzitter van Jonge Democraten, de jongerenclub van de D66. Iemand anders schrijft: ‘Marco Borsato als conflictdeskundige #hetmoetnietgekkerworden #Nieuwsuur’. Maar er klinkt ook instemming: ‘@borsato ben nooit een fan van je muziek geweest. Maar na je optreden in nieuwsuur, man wat ben ik fan van jouw. Dat kwam echt uit je ziel.’ En: ‘Krijg toch het idee dat Borsato’s betrokkenheid veel hoger is dan van menig politicus of andere ‘deskundige’. #Nieuwsuur’. En tot slot: ‘Wat heeft #WarChild met Marco Borsato een top-ambassadeur in huis zeg! Bevlogen, emotioneel, oprecht; zeer sterk optreden bij #Nieuwsuur’.
Nu is Twitter niet dé graadmeter van hoe er in de wereld gedacht wordt over de dingen, maar bovenstaande tweets geven een aardige indruk hoe mensen kunnen denken over beroemdheden die zich inzetten voor de goede zaak. De een is cynisch over rijke sterren die zich laten fotograferen met zielige kinderen in hongergebieden. Het zou de zangers en filmsterren alleen maar te doen zijn om het eigenbelang. De ander is optimistisch en zegt: zij doen tenminste iets. Zo prees Ruud Lubbers in een interview dat ik met hem hield actrice Angelina Jolie die hij als UNHCR-boegbeeld aannam. En toen ik Marco Borsato in 2007 interviewde over zijn werk voor War Child zei hij: ‘Ik gebruik mijn mediageniekheid voor de kinderen in oorlogsgebieden. Ik heb die aandacht met War Child niet nodig voor m’n bekendheid.’
De meningen verschillen dus. Wat dat betreft is er sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw (toen artiesten gezamenlijk met liedjes als ‘Do they know it’s Christmas’ en ‘We are the world’ geld ophaalden voor hongerig Afrika) weinig veranderd.
Gemeend of niet, belangrijker nog is de vraag: heeft het nut? Deze vraag dringt zich vooral op in een tijd waarin de politieke steun aan ontwikkelingshulp – waaraan veel beroemdheden hun gezicht lenen – dankzij de economische crisis onder druk staat. Het eigenbelang telt, ook in politiek Den Haag. Daar komt bij dat hulpsector bij de burger ook niet populair is. Volgens PvdA-ideoloog René Cuperus heeft de sector een ‘existentieel geloofwaardigheidsprobleem’, zo schreef hij eens in het tijdschrift OneWorld. De vooroordelen zijn bekend: goedverdienende topbestuurders, geld dat aan de strijkstok blijft hangen en miljarden hulpeuro’s die in een bodemloze put worden gegooid. In dit klimaat lijkt de goede-doelenambassadeur een laatste reddingsboei. Kennelijk weten alleen nog vertegenwoordigers uit de entertainmentindustrie het grote publiek te bereiken. Over cynisme gesproken!
Wetenschappers zijn het er over eens dat beroemdheden al eeuwen een sociale functie vervullen. Mensen trekken zich aan hen op en denken dat ze echt contact met hen hebben – terwijl dit natuurlijk schijn is. Bij de dood van een ster komt die emotie tot uitdrukking (zie de dood van Michael Jackson). Anderen zien de grote aandacht voor beroemdheden als een belangrijke opvulling van de leegte die het verdwijnen van godsdienst in de samenleving heeft achtergelaten. Sterren als nieuwe heiligen, als nieuwe charismatische voorbeeldfiguren die niet alleen tot de verbeelding spreken, maar ook een navolgenswaardig ideaal hebben.
Of het nut heeft wat ze doen? Het is lastig te meten. Ja, ze halen geld op. En ja, ze genereren media-aandacht. En waar de een vooral een uithangbord is om geld op te halen, kan de ander ook een inhoudelijk verhaal vertellen over de complexe werkelijkheid waar organisaties mee te maken hebben. Eerlijk is eerlijk: wat Borsato bij Nieuwsuur vertelt, zal de Syrische president Assad een worst wezen. Maar in een mediacratie waarin authenciteit het credo is, wordt – in tegenstelling tot een ter zake kundige maar wat saaiere deskundoloog – een geëmotioneerde zanger niet weggezapt. De VN heeft daarom zelfs het omvangrijke programma ‘The United Nations Messengers of Peace’ met aparte coördinatoren ‘celebrity relations’ op de looonlijst.
Hoe kunnen organisaties bekendheden op een goede manier inzetten om de organisatiedoelen te bereiken? De beroemde marketinggoeroe Philip Kotler schreef daar enkele jaren geleden over in zijn boek High Visibility. Kotler beschrijft het proces om van iemand een ster te maken. Wat blijkt: de markt van vraag en aanbod gaat ook bij beroemdheden gewoon op. Beroemdheden als producten dus. Ze worden gefabriceerd, net als auto’s, kleding en computers. Dat Kotler hier een punt heeft, bewijzen talentenshows als The Voice of Holland, X Factor en Idols. Ze laten zien hoe artiesten geproduceerd worden. Volgens Kotler zijn andere bedrijfstakken afhankelijk geworden van de beroemdhedenindustrie. Een artiest kan de aandacht vestigen op bijvoorbeeld de verkoop van bioscoopkaartjes en spijkerbroeken, maar ook voor het inzamelen van geld voor liefdadigheidsinstellingen en het bevorderen van politieke en maatschappelijke doelen. Een beroemdheid is volgens hem dan ook ‘iemand die door zijn naam de aandacht trekt, de belangstelling vasthoudt en een bron van winst is.’ Volgens Kotler brengen beroemdheden niet alleen geld in het laatje voor zichzelf. Nee, ze hebben ook een sociale functie in de samenleving. Het publiek heeft behoefte aan een rolmodel in het leven en beroemdheden kunnen hiertoe dienen. Niet alleen bieden ze ons ontspanning en amusement, ook versterkt het soms – vindt Kotler – ons normbesef. Wij kunnen genieten van hun emoties en ervaringen die aan een ‘normaal mensenleven’ niet voorbehouden zijn. De auteur vindt echter iets anders nog wezenlijker: het gegeven dat velen een samenleving zónder bekende mensen zouden ‘verafschuwen’, omdat iedereen zou willen weten door wie het land geregeerd wordt of wie een televisieprogramma presenteert.
Bovendien: bekende mensen voorzien in de behoefte die organisaties hebben aan mensen die hun belangen behartigen. De kansen van zulke organisaties worden groter als ze kunnen paraderen met beroemdheden, die vaak ook hoog in aanzien staan. Kotler noemt daarbij niet alleen liefdadigheidsinstellingen, maar ook universiteiten of commerciële merken. De strijd voor de goede zaak die veel beroemdheden leveren, geeft goede sier bij het publiek. ‘Doordat activiteiten voor een goed doel zelfopoffering en menslievendheid veronderstellen, verlenen ze beroemdheden een nobel imago, terwijl tegelijk hun naam in de schijnwerpers blijft. Niet dat hun motieven onoprecht zijn. Maar door periodiek mee te doen aan liefdadige acties op de televisie vergroot men zijn geloofwaardigheid en blijft men onder de aandacht van het publiek.’ De maatschappij moet volgens Kotler meer doen om echte talenten te koesteren en hen belonen met herkenbaarheid. Herkenbaarheid loont, ook als het gaat om de mening van bekendheden over ‘de honger in Afrika’. “Kort en goed, herkenbaarheid levert aardig wat op in termen van geld, voorrechten en macht.”
Niet alleen in de marketingliteratuur, ook in de sociologie wordt de waarde van celebrities ingezien. Robert van Krieken, hoogleraar sociologie aan de Universiteit van Sydney, schreef er het boek Celebrity Society over. Hij ziet beroemdheid als een belangrijk politiek en economisch fenomeen. In een informatiesamenleving, zei hij in NRC Handelsblad, is niet informatie schaars (integendeel) maar aandacht. ‘Wie aandacht weet te trekken is van grote waarde voor ieder ander die aandacht nodig heeft.’Zoals daar zijn: organisaties met een belangrijke boodschap die gehoord moet worden. Van Krieken: ‘Hoe kan een rockstar als Bono toegang krijgen tot zo’n beetje iedere machthebber in de wereld? Dat is alleen verklaarbaar door zijn attentiewaarde. En die logica wordt versterkt door de ontwikkeling van de massacommunicatie.’
Van Krieken trekt in de NRC een lijn tussen de edelen van vroeger naar de sterren van nu. Edelen aan het hof streden voortdurend om aandacht van de vorst. Hun uiterlijk, hun kleding en hun presentatie moest perfect zijn – net als dat nu bij celebrities zo is. Maar tegenwoordig is niet de vorst, maar het grote publiek de baas. Van Krieken in hetzelfde interview: ‘Zij beslissen of zij bepaalde beroemdheden volgen op Twitter, of ze hun producten blijven kopen, of ze wel of niet naar hun films gaan.’ Beroemdheden zijn een logisch onderdeel van de democratie, stelt Van Krieken: ‘Het vermogen om een overtuigende persoonlijkheid te projecteren mobiliseert immers steun. Die communicatieve vaardigheden zijn van groot belang, voor zover de politiek zich afspeelt in het openbaar.’
Sjoerd Wielenga volgt de entertainmentcultuur als maatschappelijk verschijnsel sinds hij in 2007 voor zijn studie Media & Journalistiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam afstudeerde op het onderwerp sterrenactivisme. Als journalist schreef hij achtergrondverhalen en interviewde onder andere Ruud Lubbers (over Angelina Jolie) en Marco Borsato (over War Child). Dit artikel verscheen eerder in vakblad Leadership.
1. Actrice Sophia Loren trok ooit in een Somalisch vluchtelingenkamp vooral aandacht vanwege haar naaldhakken en Guccitas.
2. Julia Roberts raakte voor Unicef op Haïti zowat slaags met de pers.
3. Acteur Harry Belafonte bracht deze club ooit in verlegenheid door de toenmalige Amerikaanse president Bush “de grootste terrorist ter wereld” te noemen.
De populaire christelijke band Trinity is ambassadeur van hulporganisatie Tear. zanger Elbert Smelt:’er ging echt een buzz door de concertzaal’
Trinity – ondermeer bekend van de optredens op het Xnoizz Flevo Festival – is sinds 2008 ambassadeur van Tear. De band bestaat uit drie broers Smelt en hun vriend Bert Bos. Leadzanger Elbert Smelt (1983) vertelt dat het contact met de hulporganisatie “organisch” is gegaan. “Doordat we in Peru zijn opgegroeid – onze ouders waren daar zendelingen – hebben we altijd al een hart gehad voor het slaan van een brug tussen de derde wereld en hier. We kwamen met Tear in contact omdat mijn vader daar bestuurslid was en we bij de organisatie meer mensen leerden kennen. Als gezamenlijk doel definieerden we ‘samen strijden tegen armoede en daar mensen bij inzetten’. Ambassadeur zijn betekent letterlijk: goede woorden spreken. Dat doen we bijvoorbeeld tijdens concerten en in interviews. We zijn niet alleen vertegenwoordigers van Tear, maar juist ook van de mensen die we in Kenia en Peru hebben ontmoet. Dat is echt een mooie taak.”De band bezocht projecten in deze landen om het werk van Tear met eigen ogen te kunnen zien. De bandleden krijgen ook inhoudelijke briefings, zodat ze zich ook een mening kunnen vormen over de grote vragen omtrent armoede en onrecht. “We zijn niet alleen maar een uithangbord. We lepelen niet een verhaaltje op waar we zelf niet achter staan. Het komt echt uit ons hart. Het thema rechtvaardigheid zat al in onze muziek voordat we bij Tear kwamen. Het is dus niet zo dat we het enkel voor ons eigen imago doen.”
De hulporganisatie betaalde de reiskosten naar Peru en Kenia, maar Trinity wil verder geen financiële samenwerking. “Als het ons uitkomt, vertellen wij het verhaal van Tear. En als het hun uitkomt, promoten ze ons. Wij willen onze motieven niet vertroebelen door geld. Zo voorkomen we dat we tegen onze wil Tear moeten promoten. Op sommige podia is dat niet handig, bijvoorbeeld omdat er al gecollecteerd wordt voor een ander goed doel. En als we ergens maar kort optreden, willen we de kans grijpen om ons eigen geluid te laten horen.”
Elbert Smelt benadrukt het belang van een wederkerige relatie tussen de eerste en derde wereld. Het sluit aan bij een nieuw speerpunt van Tear om bruggen te slaan tussen kerken in Nederland en de derde wereld. Een nieuw project wil mensen uit kerken uit beide werelddelen met elkaar kennis laten maken om van elkaar te leren. In het verlengde daarvan heeft de band tijdens het bezoek aan Kenia in de sloppenwijk Mathare een videoclip gemaakt van hun song Freedom I want. “We zongen en speelden het lied samen met lokale muzikanten en de leden van de kerk in die wijk – een project van Tear. Zo wilden we een brug slaan tussen onze wereld en de realiteit van de mensen in Mathare. We wilden niet de misère laten zien maar juist de hoop en het potentieel dat in mensen ligt. Ook laten we zo de wederkerigheid van gerechtigheid zien. Dus niet: jij bent zielig en ik geef wat geld. Het gaat juist om de ontmoeting met elkaar. Leren dat gerechtigheid logisch gevolg is van samen geloven. Echte vrijheid gaat verder dan financiële vrijheid. Als westerlingen – met onze hypotheken en leningen – kunnen we zomaar verslaafd zijn aan geld en dus alsnog niet vrij zijn. Echte vrijheid ligt in Christus.’
Tijdens de concerttour in Nederland gebruikt de band de videoclip in de optredens. Na afloop is er gelegenheid om donateur van Tear te worden. En dat heeft “zeker weten” effect, zegt Smelt. “Tijdens onze tour halen we per avond zo’n dertig vaste donateurs en ook veel eenmalige giften binnen. Bovendien: er gaat een buzz door de zaal op het moment dat wij onze live muziek combineren met de videoclip waarin Kenianen zingen. De reactie in de zaal was: ‘Wow, wat cool, dit kan ook!’ Door het filmpje te laten zien hebben we de dromen van veel krottenwijkbewoners waargemaakt. Hun stem, hun glimlach en hun misère is gezien en opgepikt in Europa.”
Meer lezen van religiejournalist Sjoerd Wielenga? Neem een abonnement!