Onlangs verscheen het boek Sociale gemeenten, het tweede boek van David Kok over het gebruik van sociale media door gemeenten. Al in zijn eerste boek liet Kok zien een echte adviseur te zijn: hij probeerde sociale media met uitsluitend positieve argumenten aan gemeenten te verkopen. Hoewel er veel twijfels zijn over de effecten en de nadelen zich regelmatig openbaren, blijft hij volhouden dat Twitter en Facebook de band tussen burgers en gemeenten kunnen verbeteren.
Ook in zijn tweede boek komen veel auteurs aan het woord die iets te verkopen hebben. Betteke van Ruler prijst haar eigen communicatiemethode aan, een webcare-adviseur vertelt dat webcare alleen voordelen heeft, een apps-mevrouw van Sanoma vindt apps heel nuttig en een meneer met een bedrijf in monitoring van sociale media vindt zijn activiteiten ook heel geweldig. Een games-meneer vertelt dat gamification het walhalla is, een adviseur op het gebied van digitaal vergaderen vertelt hoe we in de toekomst beter digitaal kunnen vergaderen en een freelancer op het terrein van nieuw management prijst nieuw management aan.
De overeenkomst tussen deze marketingverhalen is dat ze eenzijdig positief zijn en dat de ongeloofwaardigheid er dus vanaf druipt. Allerlei voordelen zijn niet bewezen maar worden toch bewierrookt. Toch is het probleem van dit boek groter dan het feit dat deze ‘oplossingen’ niet bewezen zijn. De vraag is: wat moeten gemeenten met zaken als games, apps en webcare? Begrijpen deze adviseurs wat gemeenten hiermee kunnen doen? De visie van de auteurs staat samengevat op pagina 33:
“Gemeenten moeten op de inzet van sociale media de beweging maken van zenden, via luisteren (en webcare) naar duiden en handelen en daarnaast het faciliteren van dialoog.”
Dit citaat verraadt dat de schrijvers elke bestuurlijke kennis missen. Hoe werkt een gemeente? Wie bepaalt wat de gemeente doet? Het staat allemaal in eenvoudige eerstejaars tekstboeken, maar de adviseurs van Sociale gemeenten hebben hier kennelijk nog nooit kennis van genomen. Een gemeenteraad neemt beslissingen en ambtenaren kunnen die naar de bevolking zenden. De leden van de gemeenteraad kunnen naar burgers luisteren en de dialoog aangaan, bijvoorbeeld via sociale media.
De ambtenaren achter gemeentelijke accounts kunnen luisteren tot ze een ons wegen, maar kunnen daar – behalve rapportjes schrijven – niets mee doen. Het belangrijkst is namelijk steeds weer wat de gemeenteraad besluit en in hoeverre de gemeenteraadsleden naar de bevolking willen luisteren. Handelen naar aanleiding van sociale media kan hooguit bij meldingen over de openbare ruimte, als alternatief voor de telefoon, maar daar houdt het wel mee op. Niks handelen, niks dialoog, niks luisteren, alleen zenden dus.
Hoe komt het dat sociale media nog geen gemeengoed zijn bij gemeenten? Komt dat omdat sociale media sowieso niet goed inzetbaar zijn? Daar lijkt het niet op. Voor die paar meldingen over de openbare ruimte en het aankondigen van gemeentelijke beslissingen lijken sociale media zeer geschikt. En verrek: dat is precies waar gemeenten sociale media ook massaal voor inzetten. Veel meer mogelijkheden zijn er gewoonweg niet. Gemeentelijke ambtenaren doen hun werk perfect en hebben geen adviseurs nodig.
En zeker geen adviseurs die niets van openbaar bestuur begrijpen.
Chris Aalberts is auteur van Veel gekwetter, weinig wol over de inzet van sociale media door overheden, politici en burgers.