In aanloop naar Kerst las ik de Belijdenissen van Augustinus. Kunnen wij nu nog iets van deze oude kerkvader leren? “Wat anders dan dat ik niet weet waarvandaan ik hier ben gekomen, in dit, wat moet ik zeggen, sterfelijk leven of levend sterven? Ik weet het niet … Waar dient het u toe altijd en altijd maar weer de lastige, moeizame wegen te bewandelen? De rust is niet waar gij haar zoekt. Gij moet zoeken wat gij zoekt, maar het is niet daar waar gij het zoekt. Gij zoekt het gelukkige leven in het land van de dood. Daar is het niet, want hoe kan er gelukkig leven zijn waar zelfs geen leven is?”
Deze verzuchting doet Augustinus in de Belijdenissen die hij rond het jaar 400 schreef. Dit was ver voor de moderne tijd, zelfs voor het begin van wat we nu de Middeleeuwen noemen. Een tijd waarin mensen anders dachten en de dingen anders beleefden. Dat merk je omdat deze denker niet alleen spreekt over ideeën, maar ook over zichzelf. Zijn belijdenissen tonen geen filosoof die weet hoe het zit, maar een man die twijfelt aan alles – zelfs aan zijn eigen oprechtheid.
Augustinus leefde in Noord-Afrika en werd bisschop van Hippo, in het huidige Algerije. Hij was docent in de retorica – Augustinus gold als een groot spreker – en trok daarvoor naar Milaan, waar hij zich bekeerde tot het Christendom. Voor zijn bekering leefde Augustinus naar eigen zeggen een losbandig leven, maar het gaf hem geen genoegen ‘uit te blinken in de praatvaardigheden waardoor men gediend wordt om eer bij de mensen in te leggen en bedrieglijke rijkdom te verwerven’.
Augustinus wordt een kerkvader genoemd, om zijn bijdragen aan de christelijke leer. Maar Augustinus was geen theoreticus, eerder een zoeker. Meer nog dan een inkijk in zijn hoofd, geeft hij inzicht in zijn hart. De Belijdenissen zijn een emotionele strijd van een man die inziet waarom hij ongelijk heeft, maar geen stap verder tot de waarheid komt. Totdat hij zich overgeeft aan zijn onwetendheid. Op dat moment breekt de denker in tranen uit, tranen van geluk.
Het klinkt nogal pathetisch – en voor ons is het dat ook. Een filosoof die zegt dat hij het niet weet, in tranen uitbarst en zijn lot in handen legt van God. Dit staat ver af van het beeld dat wij hebben van onszelf: de redelijke mens, die kennis heeft van de wereld en in vrijheid kan beslissen over zijn lot. Onwetendheid is voor ons geen deugd, maar domheid. Wij mogen elke mening hebben, maar niet geen mening.
Kijkend door andere ogen zie je hoe typisch onze eigen samenleving is. Onze economie, onze rechtstaat, onze democratie, zijn allemaal gebaseerd op een modern beeld van de mens. We beseffen lang niet altijd dat dit slechts een beeld is, dat die redelijke, kennende en vrije mens in het echt niet bestaat. Dat dit geen werkelijkheid is, maar een ideaalbeeld, dat weinig ruimte laat voor andere waarden, zoals liefde, genade en vertrouwen, die daarmee uit beeld zijn geraakt.
Wij willen alles begrijpen. Geen land ter wereld heeft zoveel planbureaus, geen parlement spreekt zoveel over cijfers, terwijl de werkelijkheid altijd anders blijkt te zijn. Een wereld van vraag en aanbod, belonen en straffen, wetten en regels, zou voor Augustinus onleefbaar zijn, een ‘land van de dood’. Mensen reageren vaak emotioneel, willen soms dingen niet weten en zijn bang om te kiezen. En hopen – met Augustinus – op het beste: ‘In de goede wil ligt voor ons de vrede.’
Liberalisme neemt het moderne denken als uitgangspunt. Het stelt een groot geloof in de markt, waar mensen op redelijke wijze en met kennis van zaken kunnen kiezen. Socialisme neemt deze moderne idealen niet als uitgangspunt, maar wil ze juist verwezenlijken. Het doet een beroep op de overheid om de rede, kennis en vrijheid van mensen zoveel mogelijk te vergroten. Beide ideologieën zijn een typisch product van onze moderne tijd.
Het heeft geen zin om terug te verlangen naar de tijd van Augustinus. Onze moderne samenleving heeft ons tot moderne mensen gemaakt. Augustinus doet ons wel beseffen dat de markt, noch de overheid ons een gelukkig leven kunnen geven. Daarvoor is een samenleving nodig waarin we niet alles hoeven te begrijpen, omdat we anderen kunnen vertrouwen.
Ronald van Raak is Tweede Kamerlid voor de SP