Liegen over auto’s

25-12-2013 14:00

Autofabrikanten doen er tegenwoordig alles aan om zo goed mogelijk uit zuinigheids- en milieutesten te komen. Daarbij belazeren ze het milieu, de overheid en hun klanten. Groen verkoopt. Waar vroeger wellustige bikinibabes op de motorkap naar de klant lonkten, zijn cijfers over milieubelasting en brandstofverbruik de nieuwe verleiders. Vroeger moesten de borsten van de pitpoezen zo groot mogelijk zijn, nu streven autofabrikanten naar zo klein mogelijke CO2-emissies. En dus manipuleren fabrikanten er vrolijk op los om er zo groen mogelijk uit te zien.

De International Council on Clean Transportation (ICCT), een onafhankelijke ngo van academici en experts die onder andere controlerende overheden adviseert, hield de verplichte milieutests tegen het licht. De conclusies liegen er niet om. Ten eerste deugt volgens ICCT de test niet. Deze is meer dan dertig jaar oud en niet representatief voor rijgedrag in de echte wereld. Zo trekken de testauto’s onrealistisch langzaam op, rijden ze langzamer dan in de werkelijkheid of draaien ze een vijfde van de tijd stationair. Tijdens de test staan veel energieslurpende opties uit, zoals airconditioning, stoelverwarming, navigatie- en andere elektronica. Ook zijn er geen checks of de geteste pre-productiemodellen ook daadwerkelijk overeenkomen met de verkochte auto’s.

Zelf testen

De autofabrikanten moeten zelf de test uitvoeren. Dit biedt legio mogelijkheden om te manipuleren en die worden dan ook ten volle benut. Onderzoek van TNO (geciteerd in het rapport van ICCT) identificeerde onder andere de volgende trucs: het ontkoppelen van de dynamo, het gebruik van speciale, zuinige smeermiddelen, de banden te hard oppompen (minder verbruik, maar op een echte weg onveiliger) en het afplakken van onderdelen op de carrosserie die de aerodynamica negatief beïnvloeden. Gegevens waar niet gemanipuleerd mee kan worden, de CO2-metingen bijvoorbeeld, worden dan weer niet altijd zorgvuldig uitgevoerd (of er wordt gewoon een ander cijfer ingevuld). Rapportages kunnen tot wel 4 procent lager zijn dan de echte testresultaten.

De autofabrikanten manipuleren en sjoemelen in toenemende mate, zo blijkt. De kloof tussen de testresultaten en daadwerkelijk, gemiddeld verbruik was 7 procent in 2001 en steeg naar 23 procent in 2011. Hoe vervuilender de auto, hoe groter de kloof. Op kop staan BMW, Audi, Opel en Mercedes met een verschil van 25 tot 30 procent. Het kleinste verschil tussen test en realiteit (circa 15 procent) komt voor bij Renault, Citroën en Toyota.

‘Excessieve manipulaties’

Hoe vertaalt zich dat tot waar het allemaal om gaat, minder CO2-emissies? Gemiddeld leidt 55 procent van de door fabrikanten geclaimde verbeteringen ook echt tot minder emissies. Bij General Motors en Ford is dat minder dan een derde, bij koploper Renault, Citroën en Toyota meer dan driekwart. Het gevolg is dat de autofabrikanten in werkelijkheid – de prestaties op de weg – achterlopen bij de doelen die ze van de Europese Unie in 2015 gehaald moeten hebben. Toyota, Citroën en Renault laten zien dat het goed mogelijk is om de reducties op papier en op de weg te halen ‘zonder excessieve testmanipulaties’, zoals ICCT schrijft. Maar sommige merken, zoals GM en Ford, ‘hebben ervoor gekozen om hun doelen alleen in het laboratorium te halen, waarmee ze hun klanten, de toezichthouders en het milieu bedonderen.’

Strengere tests zijn nodig, aldus ICCT. En het zou ook helpen als de EU controleert of de testresultaten overeenkomen met de auto’s die uiteindelijk verkocht worden. In Amerika gebeurt dat wel, en onlangs liep Hyundai-Kia tegen de lamp: de auto’s reden veel minder zuinig dan uit de testrapporten bleek.

Schunnig.

Meer lezen van Evert Nieuwenhuis? Neem een abonnement!