Het afgelopen jaar schreef ik weinig – te weinig – over Nederlandse artiesten op de Cult pagina van The Post Online. De stukken die ik daaar nu over schrijf gaan nu naar Luifabriek, een Engelstalige site die mid 2013 de lucht in ging. En hoe goed ik een plaat ook vind, ik schrijf er liever geen twee keer over dezelfde plaat. Neemt niet weg dat er het afgelopen jaar weer de nodig kwaliteitsreleases zijn uitgekomen. Om dit toch een beetje goed te maken een subjectieve selectie uit die kwaliteitsreleases. Geen top tien of zo iets vaags. Geen beste van 2013, maar gewoon een aantal platen waar ik van vind dat die meer aandacht verdienen.
Volkoren, volgens mij uit te spreken als Volk-oren, vierde dit jaar het 10 jarige bestaan als label. Een jubileum dat het Nederlandse label vierde met een festival en een handvol prachtige releases. Monsters, een verzamelabum vol rariteiten, b-kantjes en live opnames van At The Close Of Every Day, was een van deze platen. Vijftien nummers die een prachtig overzicht geven van de ontwikkeling van de Nederlandse slowcore band, die vaak vergeleken wordt met bands als Low, Bedhead en Pedro The Lion. Begrijpelijke vergelijking, maar niet terecht. Want als Monsters een ding duidelijk maakt, dan is het wel dat at the close of every day een zeer uitgesproken eigen geluid heeft. Ingetogen, dreigend en loom tegelijkertijd. De wijze waarop at the close of every day de angst in de Doe Maar covers ‘Pa’ of ‘Is Dit Alles’ laat door klinken, is haast niet te evenaren (en, nee ik zeg niet dat ze beter zijn dan het origineel. Maar wel heel goed). Het is de stilte die inmiddels al elf jaar bij de band de hoofdrol speelt, een stilte waar Minco Eggersman in zijn solowerk ME de afgelopen jaren nog verder is gegaan. Bij at the close of every day brandt deze echter al gedegen en snerpend door de ziel. Het is het eerste geluid in de vijf jaar na het eveneens prachtige Troostprijs, maar geen eindpunt. Een half uur voor ik deze tekst op tikte las ik op Facebook dat de twee heren voor drie dagen de studio in trokken. Voor het eerste in zes jaar. Als de twee dezelfde geest weten te vangen als zij bij voorgaande platen hebben gedaan en dit weten te combineren met de inmiddels gegroeide ervaring, dan kan daar niet anders dan een van de betere platen uit 2014 uitrollen.
Het is niet de enige juweel uit het jubileumjaar van Volkoren. Het debuut van Mariecke Borger mag zeker niet over het hoofd worden gezien. Voorheen was zij al actief in de achtergrond bij Minco Eggersman, Kim Janssen of haar broer Johan Borger (muziek zit in het Borger DNA), maar op Through My Eyes neemt zij op zeer geslaagde wijze de voorgrond. Echo’s van Neil Young, Joni Mitchell en Leonard Cohen weerklinken op subtiele wijze door haar nummers. Thuis, tussen de schuifdeuren opgenomen met haar eigen vader en broers in de band (muziek zit in het Borger DNA) klinkt Through My Eyes klein, intiem en warm. Maar vooral zitten alle nummersop het debuut verrassend goed in elkaar. Zo sterk zelfs, dat het verrassend is hoe weinig we hebben gelezen of gehoord over deze plaat.
Twee decennia terug vertrok Rick de Gier als kleine jongen in het kielzog van zijn ouders naar Canada. Dit enkel om enkele jaren later, wederom in het kielzog van zijn ouders, terug te keren naar Nederland. Zijn vader kon niet aarden in Ponoka, het plattelandsplaatsje waar de familie zich op het boerenleven had geworpen. Het is waar Rick de Gier zijn artiestennaam vandaan heeft en het is het onderwerp van deze vierde Ponoka release. Net als voorganger Outtakes From The Revival Songbook een album in combinatie met een boek, eveneens door Rick de Gier geschreven. Dat boek op zichzelf is al genoeg reden om dit album niet alleen te willen downloaden of streamen. Korte verhalen over zijn jeugd in Ponoka in combinatie met prachtige foto’s van het Canadese platteland (geschoten door zijn zus, die nog in Canada woont). De plaat zelf is echter ook zeer de moeite waard, vol met folk geïnspireerde pop ergens tussen Eels, Sparklehorse en Lou Barlow in. Tien nummers die ook goed los van het boek ervaren kunnen worden, maar met de verhalen erbij een niet te verwaarloze extra dimensie krijgen.
Ook het Utrechtse Snowstar Records werd dit jaar 10, 2003 was blijkbaar een goed jaar voor muzikale initiatieven, en vierde dit jubileum met een een paar fijne releases en een festival. Vorige week vrijdag, 13 december, stond Tivoli nog in het teken van dat feest en halverwege het jaar kwam er een verzamel-cd met vrijwel alle Snowstar Records artiesten op een schrijfje. Het jubileumjaar werd echter geopend door Herrek, het solo project van Gerrit van der Scheer, met Waktu Dulu. Een album waar Van der Scheer zijn herinneringen aan zijn jeugd in Papoea omzet in folk gedragen slowcore. Een plaat die kleur en klank van de Gordel van Smaragd de kamer in dragen. {insert link: http://cult.thepostonline.nl/2013/03/17/interview-gerrit-van-der-scheer-van-herrek/}
Het feestelijke jaar van Snowstar Records wordt afgesloten met de release van het debuut van Town Of Saints. Wellicht de grootste release die het label in de afgelopen tien jaar heeft uitgebracht en wellicht ook met het meeste potentie. De Fins/Nederlandse band weet op zeer eigen wijze folk structuren te combineren met postpunk en wave elementen, waardoor de band hier en daar ook wel beschreven als een kruising tussen Mumford And Sons en Editors. Maar ook Fleet Foxes en Arcade Fire worden als referenties genoemd. Punt is vooral dat het debuut van Town Of Saints een plaat is geworden die vergelijking in alle gevallen met glans doorstaat. Goed, heb je niets met bovenstaande namen, dan moet je deze plaat ook zeker niet gaan luisteren, maar zij die gaarne hun platenkast of digidrager vullen met moderne pop invulling van folk halen met Something To Fight With een pareltje in huis.
Een kleine maand geleden zou Aestrid mijn thuis stad aan doen, optreden in Hall Of Fame, en ik zou plaatjes draaien wanneer de band of het voorprogramma CapCap… Cap niet zou spelen. Zou, want dankzij een ellendig griepvirus is deze avond door mij in diepe slaap in mijn eigen bed doorgebracht. Wel balend in de zeldzame momenten dat ik wakker was, want ik had best naar dit optreden uitgekeken. Dit met name dankzij de laatste langspeler Box, waar Aestrid shoegaze, postrock en melancholische pop op krachtige wijze weet te combineren. Een geluid dat even goed aan The Twilight Sad als aan Placebo of Explosion In The Sky doet denken, ergens op het punt waar deze bands elkaar raken. Het bracht zanger en schrijver Bo Menning en zijn kornuiten dit jaar zelfs tot in Canada voor optredens. Graag had ik gezien hoe deze muziek, die op plaat al met alle ziel en zaligheid wordt gegeven, op de bühne live zou worden gebracht, maar ik was dus het zweet aan het bestrijden toen de band aftrapte. Een gemis, zo hoorde ik van de boeker een aantal weken later, daar Aestrid volgens hem zo mogelijk nog meer live gaf dan op plaat. Daar gaan we volgende keer dus met virus onder de arm toch maar even naar kijken.
In 2023 word Bastaard Plaat 10. Dat kunt u vast in de agenda van uw zaktelefoon zetten, een kleine herinnering. Met de eigenwijze houding van het label is de kans namelijk vrij groot dat het de tien jaar best vol gaat maken. Eerste release was in ieder geval om de vingers bij af te likken. Althans als u van scherpe Nederlandse teksten houdt en deze graag in wat duistere troubadours kleding treft. Jeroen Kant is namelijk sterk met de taal, speelt met woorden als een peuter met duplo, en omarmt duidelijk de keerzijde vaan deze wereld met beide armen. In zijn verhalen in ieder geval, waar hij zwerft door leed, ellende en pijn. En dat alles in de eigen moerstaal met een prachtige Brabantse rol in zijn woorden.
Het debuut van Broeder Dieleman, Alles Is IJdelheid, kwam nog uit bij het fijne maar helaas ter ziele label Beep! Beep! Back Up The Truck uit Utrecht, maar voor de opvolgende ep had de Zeeuwse reus al snel onderdak gevonden bij het eveneens Utrechtse Snowstar Records. Vier nieuwe werken die laten horen dat Broeder Dieleman nog volop in ontwikkeling is. Nummers die verder gevuld zijn, waar elektrische gitaar in is verwerkt, toch in basis nog altijd hetzelfde, volksmuziek getrokken uit de zilte Zeeuwse grond. {insert link: http://luifabriek.com/2013/09/fever-ray-broeder-dieleman-klein-zieltje-and-his-rise-to-fame/} En vanuit die basis bouwt Tonnie Dieleman prachtige verhalen, die traditie en verlies van traditie in een serie kleine verhalen probeert te vatten.
Persoonlijk heb ik mijn hiphop het liefst een beetje raar, afwijkend of duister en dreigend. Die laatste twee vind je nauwelijks terug op It Takes A Lot, het hiphop debuut van Gover Meit, samen met Wu Tang gerelateerd producer Shroom. Het broeierige introperspectieve dat ik bijvoorbeeld zo goed vind aan Serengeti of de zware industrial van Dälek, zijn bij Meitje niet te vinden. Maar dat wordt ruimnschoots gecompenseerd door raar en afwijkend. Op it Takes A Lot is duidelijk gekozen voor een niet stijlvaste aanpak, waardoor de oud zanger van Wooden Constructions op het debuut van grime tot old skool hip hop proberen, ruiken aan de jazz en zelfs in funky vaarwater verzeild geraken. Met al die zijsprongen die er worden gemaakt, wordt uiteraard ook weleens een avontuur aan gegaan dat uiteindelijk in de mist loopt. Dat zijn echter zeldzame momenten op deze langspeler, die je juist door zijn extreem versplinterde muzikale houding de gehele tijd op het puntje van de stoel houden.
Zo’n jaar duurt lang. In eens komt je tijdens het tikken van je stuk, je een van de beste releases van het afgelopen jaar niet eens hebt overwogen voor de eindejaarslijst. Uiteraard, ik kan me verschuilen achter het gegeven het een 10″ is, een ep met slechts 6 nummers. Maar gezien mijn uiteindelijk lijst van 2013, zoals ik hem netjes voor alle deadlines heb in ieder geval, is dat geen valide argument daar mijn nummer 1 (Tape Two van Young Fathers) volgens de makers zelf ook een ep is. Toch, de surfgaze van dit Brabantse trio is uniek, sterk en bedwelmend. Ook al zijn het maar zes tracks, een album dat indruk maakt en je dus gewoon opnieuw op wilt zetten. Om lekker op weg te dromen of juist om op door de woonkamer te hupsen. Ruim twintig minuten genieten, vanaf het moment dat de naald door de eerste groef gevangen is.
Einde deel 2. Wellicht op naar deel 3, waarin je ook niets zult lezen over Jacco Gardner, Tim Knol of een winnaar van De Beste Singer Songwriter van Beelenland. Waarover wel? Dat weet ik pas wanneer ik uitgepend ben. Wat achteraf gezien best “NU” had kunnen zijn, maar naar mijn weten ook pas over twee-drie weken (en ja, dan is een lijst als deze nog steeds “relevant”. Of in ieder geval even relevant als alle jaarlijsten waar we voortdurende mee OM DE oren worden geslagen.