Politiek

Over de jonge, mediageile intellectuelen

27-12-2013 13:13

Chris Aalberts merkte onlangs op deze site op dat het zo langzamerhand de spuigaten uit loopt met de ‘jonge intellectuelen’ van Nederland. Hoewel Aalbers volkomen terecht deze groep op de korrel neemt strekt het probleem helaas iets verder dan de intellectuelen. Daarom verdient het meer aandacht.

Toch begin ik even bij die intellectuelen. Het stuk van Aalberts riep bij ondergetekende een herinnering op uit – ik meen – 2007, toen Rob Wijnberg in debat ging met een CDA-senator over de vrijheid van meningsuiting. Aanleiding was de publicatie van In Dubio, een op zich best aardig werk van eerstgenoemde over diezelfde vrijheid van meningsuiting.

Niet de minste vorm van twijfel

Wijnberg maakte een frisse, scherpe indruk. De zeker twintig jaar oudere CDA-senator deed dat niet. Die had bij het betreden van het podium op voorhand al verloren, want het contrast tussen conservatief en liberaal had niet schrijnender gekund al had men Abraham Kuyper opgegraven en tegenover Wijnberg gezet. Aangezien het publiek voor het overgrote deel bestond uit jonge honden was hier voor de CDA-senator geen eer te behalen.

Dat is echter niet het deel van de herinnering dat er toe doet. Indruk maakte bovenal dat laatstgenoemde op geen enkele wijze en op geen enkel ogenblik ook maar de minste vorm van twijfel leek te kennen. Niet alleen wekte Wijnberg de indruk de antwoorden op alle vragen paraat te hebben, hij wekte tevens de indruk de vragen van te voren te kennen en in de volste overtuiging te zijn dat het onbestaanbaar was dat er in het universum iemand bestond die hem een moeilijke vraag voor zou kunnen leggen.

Promostunt

Iedere, maar dan ook echt iedere opmerking werd gepareerd, er werd geen centimeter toegegeven, nooit bleek ergens een heel klein beetje ruimte voor verder denkwerk. De term ‘debat’ werd hier grof gedevalueerd. Dit was gewoon een promostunt. Voor een debat zijn immers twee welwillenden nodig die geïnteresseerd zijn in elkaars opvattingen en die ruimte laten voor verandering.

Voor zover Wijnberg geïnteresseerd was, wist hij dat subliem te verhullen. Dat de CDA-senator zich hier voor liet lenen kan alleen maar betekenen dat ik blijkbaar niet als enige in de veronderstelling verkeerde dat hier daadwerkelijk een debat zou gaan plaatsvinden. Anders was de beste man, mag ik hopen, thuisgebleven.

Omnipotentie

Enfin, het ging om Wijnberg en zijn boek. Het boek bevatte een opvatting over de vrijheid van meningsuiting en die opvatting was compleet, klaar, in steen gegoten. Mocht de zaal nog niet overtuigd zijn dan was Wijnberg er om hen met zijn onverstoorbare vertrouwen te overreden. Hier zat, kortom, iemand met de zelfverzekerdheid van Napoleon na Marengo.

Combineer dat met de goedlachsheid van een dorpspastoor die weet dat wat hij doet juist is en je hebt een joviale Louis van Gaal: de lach komt niet voort uit zelfspot maar uit de wetenschap dat de persoon in kwestie de geheimen van het heelal heeft doorgrond. Het debat is vervolgens enkel een kans gelauwerd te worden vanwege deze omnipotentie. Dit was, nogmaals, een half decennium voor hij zijn huidige accolade zou ontvangen.

‘Weg met dat pseudo-intellectuele gewauwel’

Als het nog niet duidelijk was: wat mij door het lezen van Aalberts’ stuk vooral prikkelde was de herinnering aan het zelfvertrouwen van Wijnberg. Dat komt door het volgende.

Zoals inmiddels bekend mag zijn is er een groepje rekels dat Thierry Baudet en zijn consigliere een podium wil ontnemen. Ik begreep in eerste instantie de ophef niet zo: geen teksten van Baudet meer. Hulde! Liever gisteren dan vandaag, weg met dat pseudo-intellectuele gewauwel.

Zweem van eurokritiek

Maar nee, in het land waar Hugo Brandt Corstius Wouter Buikhuizen standrechtelijk executeerde vanwege een afwijkende mening moet er nu ruimte zijn voor tegengeluiden, in dit geval anti-Europese.

Dat die geuit worden door iemand die zichzelf vergelijkt met Jack Sparrow lijkt er in het geheel niet toe te doen. Het maakt eveneens niet uit hoe kolderiek de argumenten, hoe slecht de proza en hoe ongeloofwaardig de afzender, zolang er de zweem van eurokritiek om hangt heeft het per definitie een vorm van bestaansrecht die met hand en tand verdedigd moet te worden. Punt. Je kunt je afvragen of je op die gronden verdedigd wilt worden, maar dat terzijde.

Censuurcommissie

Dit gezegd hebbende, het heeft iets bijzonder wrangs dat de censuurcommissie bleek te bestaan uit Sywert van Lienden en kornuiten. Uit het opstellen en inzenden van hun brief blijkt namelijk dat zij menen de hoeders van de publieke moraal te zijn. ‘De stortvloed van slecht geschreven eurokritiek van Baudet c.s. moet gestopt worden anders gaat het land naar de gallemiezen’.

Dat mag dan misschien zo zijn (lijkt me wat overtrokken), maar wie heeft bedacht dat Sywert en co. die slechtgeschreven eurokritiek moeten stoppen? Daarbij, hoe heeft het zo ver kunnen komen dat deze jonge cabal die rol ook nog eens accepteerde? Je moet er maar aan gaan staan, op je zestiende het lot van de natie op je schouders te tillen, dan zit er toch ergens iets scheef.

Liever jong talent

Als Freek de Jonge dit tegenwoordig doet lacht iedereen om die gekke dementerende bij P&W, maar NRC plaatst doodleuk eenzelfde vorm van moralistische zelfbevlekking in de eigen krant. Daarom: waarom worden deze knapen serieus genomen en waarom nemen zij zichzelf serieus?

Dat eerste ligt redelijk voor de hand. Jong scoort. Of het nu gaat om jonge presentatoren (hoi Dennis Storm), jonge voetballers (hoi Jaïro Riedewald), of om een hele rits aan jong talent (hoi The Voice Kids), het publiek ziet tegenwoordig liever jong talent dan oude ervaring.

Royston Drenthe

De jeugd heeft de toekomst, in jong talent ligt de belofte voor nieuwe pieken. De potentie van een Neymar lijkt soms belangrijker dan zijn daadwerkelijke prestaties – hoewel, eerlijk is eerlijk, de beste jongeman inmiddels meer dan behoorlijk presteert. Neymar terzijde, naar jong talent kijken is kijken naar hoop op een betere toekomst. Dat doen we daarom graag.

Het gevaar ligt hier voor de hand: potentie is niet hetzelfde als garantie. Om maar even in de voetbalsferen te blijven: wie herinnert zich het EK-21 met een excellerende Royston Drenthe nog?

Real Madrid

Toegegeven, Drenthe speelde daar een puik toernooitje. Gaandeweg groeide hij in de rol van smaakmaker, maar de eerste vlekjes op zijn glanzende blazoen verschenen eveneens gaandeweg. Tragisch hoogtepunt was de wissel waarvan Royston dacht dat het een publiekswissel was, maar waar in werkelijkheid een ziedende Foppe de Haan achter school.

In ieder geval, a star was born. In de Kuip ben je sowieso al snel een volksheld (Guidetti, Pelle, Immers), en iedere week door half Rotterdam toegejuicht worden, dat doet natuurlijk iets met zo’n knaap. Toen Real Madrid vervolgens aanklopte – bang een supertalent mis te lopen, en toch rijk genoeg om een dergelijke gok te wagen – zal Royston gedacht hebben “ja, logische volgende stap.”
Bleek in de praktijk even tegen te vallen. Commentatoren vielen over elkaar heen om uit te leggen dat een dergelijke stap voor zo’n jonge jongen gewoon geen goed idee is.

Zichzelf serieus nemen

Toch kun je dat Royston moeilijk kwalijk nemen, en niet alleen vanwege de unieke kans en het financiële gewin. Dit raakt aan het “waarom nemen zij zichzelf serieus”-probleem.

Op het moment dat je al een ster in eigen land (of in ieder geval in eigen stad) bent en een Real Madrid klopt aan, dan is het nogal logisch dat je over jezelf gaat denken dat je misschien wel de nieuwe Di Stefano bent. Real Madrid!

Criticasters

Dat zelfvertrouwen komt niet uit de lucht vallen, daar is de rest van de wereld debet aan. Niemand doet er wat tegen omdat het beeld van enorme potentie op een gegeven moment een eigen leven gaat leiden.

Stel je voor dat ‘t echt klopt, dan blijk je als criticus op een Picasso gepist te hebben. Die enkele overgebleven criticaster wordt uitgemaakt voor zuurtje en gunt het de ster-in-wording niet. Kritische geluiden blijven dus afwezig. Terecht. Kritiek zou de prestaties van het genie in kwestie aan kunnen tasten.

Lachwekkend zelfvertrouwen

Daarbij speelt overigens onderwijs ook een grote rol: het kweken van zelfverzekerde jongeren die hun mannetje kunnen staan in de maatschappij is tegenwoordig een kerndoel. Misschien zijn we daar toch een beetje in doorgeslagen. Het heeft er in ieder geval alle schijn van.

Zie bijvoorbeeld PSV, om nog even wat langer in de voetballerij te blijven. Terwijl de directie rekening houdt met ‘alles’, dus ook met degradatie, verklaren Adam Maher en Locadia doodleuk dat hun ploeg nog best kampioen kan worden. Beide extremen slaan uiteindelijk nergens op, maar het is tekenend voor de bravoure van de jeugd. Zelfvertrouwen kan op een gegeven moment ook lachwekkend worden.

Groeibriljanten

Hetzelfde lijkt bij Wijnberg, Sywert, Baudet en de andere jonge publieke intellectuelen te zijn gebeurd. Aangespoord door media die al jaren kampen met teruglopende kijk- en leescijfers zijn zij voor NRC en Buitenhof de frisse wind die hen moet redden, want de jeugd is immers de meest veelbelovende doelgroep.

Die rol wordt vervolgens dankbaar geaccepteerd, en daar ligt het probleem. Hoewel ik net inderdaad betoogd heb dat dergelijke groeibriljanten het product van hun omgeving zijn, hoort bij zelfverzekerdheid ook het vermogen om te weten wanneer je iets beter nog even niet kunt doen omdat jouw tijd wel komt.

De jonge Kongsi

‘Je kwetsbaar opstellen’ hoort ook bij zelfverzekerdheid. Valse bescheidenheid is een ding, maar je kunt het ook overdrijven. Theo Maassen zei ooit over Clarence Seedorf dat die nog maar net haar op z’n piemel had toen hij besloot aan een nieuwe uitdaging toe te zijn.

Huidig PSV’er Karim Rekik verklaarde onlangs dat hij op zijn twaalfde (!) naar Manchester City vertrok omdat hij geen groeimogelijkheden bij Feyenoord zag. Dan klopt er toch echt iets niet, net zoals er iets niet klopte aan de houding van Wijnberg en aan de brief van de jonge kongsi – en aan Baudet, wat dat betreft.

Het recht te mogen twijfelen

Het boek wat Wijnberg indertijd kwam verdedigen heet niet voor niets In Dubio: het gaat over het recht te mogen twijfelen. Dat recht is fundamenteel voor een democratie, aan alles moet getwijfeld kunnen worden anders kan er geen politiek worden bedreven (ook geen wetenschap, trouwens).

In het laatste hoofdstuk stelde Wijnberg dat Nederland een exceptioneel politiek talent bezat in de vorm van Wouter Bos. Niet omdat Bos zo charismatisch was en niet omdat Bos zoveel electoraal succes had, maar omdat Bos durfde te twijfelen aan alles. Aan de socialistische grondslag van zijn partij, aan de kernwaardes van de democratie, maar bovenal aan zichzelf.

Misschien moeten die jonge intellectuelen daar eens een voorbeeld aan nemen.

Gertjan Haaijer is historicus met een voorliefde voor de tragikomedie.